Eens per half jaar: “Spoelt u maar.”

Wie herinnert zich niet deze woorden nadat je met wijd open mond machteloos achterover in de tandartsstoel zat of lag.

Hoeveel tandenborstels ik heb versleten bij de poetsbeurt na iedere maaltijd, weet ik niet meer. Enkele keren per dag had ik het schuim om de mond, niet van kwaadheid maar van teveel Prodent op de borstel. Tandpasta zonder fluor maar wel met pepermuntsmaak uit een tube van zacht metaal met een plastic dop die, na ettelijke keren poetsen, niet meer op de tube paste wegens ophoping van opgedroogde pasta rond de spuitmond. Andersom kwam ook voor…..een dop die niet meer los te draaien was door dezelfde oorzaak. Soms was zelfs die opening verstopt door ingedroogde pasta omdat de dop  in de afvoer van de wastafel was gevallen en dáár voor een andere verstopping zorgde. Met flink knijpen in de tube kwam er soms een scheur in de tube wat meteen een knoeiboel werd omdat de tandpasta er met grote kracht uit spoot en overal terechtkwam. Maar je kon nu tenminste poetsen. Flossen en andere hedendaagse fratsen kenden wij niet.

Bij ons thuis waren we voor de tandarts gesaneerd bij het Algemeen Mijnwerkers Fonds, bekend als het AMF, aan de Akerstraat. Op welke wijze we werden opgeroepen voor de halfjaarlijkse controle weet ik niet meer, dat zal wel schriftelijk met een oproepkaart gegaan zijn.  Maar ik weet nog wel dat ik altijd tot bijna de laatste dag wachtte alvorens ik op de fiets stapte en van Meezenbroek naar dat grote gebouw met de “uientoren” trapte.

Bron: Rijckheyt.nl | Akerstraat. Hoofdkantoor van het Algemeen Mijnwerkersfonds.
Bron: Rijckheyt.nl | Akerstraat. Hoofdkantoor van het Algemeen Mijnwerkersfonds.

Met knikkende knieën kwam ik er aan, zette de fiets in de fietsklem en met knikkende knieën nam ik plaats in de wachtkamer. Als dan op het lampje boven de deur naar de martelkamer mijn volgnummer verscheen, was het bibberen nog steeds niet over. Hoe goed ik ook altijd mijn tanden poetste….altijd vond de tandarts wel een gaatje. Het was altijd dezelfde arts met de naam De Ruiter die met zijn dikke vingers in mijn mond met haken, tangen en klemmen bezig was. Had hij een gaatje gevonden en was dat al eerder gevuld dan peuterde hij het oude vulsel met een haak er uit. “Spoelt u maar” zei hij vervolgens en wees op het glas water dat op een plateautje aan de boortafel stond. Als de brokstukken uit mijn mond waren weggespoeld begon de arts met boren. Dat ging nog met apparatuur met snaar-aandrijving en laag toerental. De boor zelf was volgens mij heel grof want mijn hele kaak trilde onder het geweld; zo voelde ik dat althans. Was het gat groot genoeg dan moest er weer gespoeld worden waarna een vulling werd aangebracht. Plomberen werd dat genoemd en de vulling heette amalgaam.

Een van de bestanddelen daarvan was o.a. het giftige kwik. Als de vulling uitgehard was en je het thuis per ongeluk met een vork aanraakte, dan deed dat pijn. Dat deed het ook als je een reep chocolade at waaraan een stukje zilverpapier vast was blijven zitten. Was het boren en vervolgens plomberen bepaald niet aangenaam…een kies trekken was dat zeker niet. Met een, in mijn tienerogen, enorme injectienaald werd een ontzettend smerig smakende vloeistof in de kaak gespoten waarna ik naar de wachtkamer werd verwezen. Voor mijn gevoel begon de kaak daarna op te zwellen en kreeg ik een dik gezicht. Dat was natuurlijk niet zo want dat kwam door de verdoving.

Na een kwartiertje werd ik dan weer naar binnen geroepen om in de stoel plaats te nemen zodat het werk afgemaakt kon worden. Met een grote tang werd de kies met kracht uit de kaak getrokken waarop de inmiddels bekende woorden “Spoelt u maar” werden uitgesproken. De tandarts had het werk afgemaakt en ik voelde me als zodanig!  Lange bloederige uitgespuugde slierten werden in het spuugbakje weggespoeld. Met een “tot over een half jaar” kon ik weer naar huis terug fietsen. Wel zoveel mogelijk de mond dichthouden want er mocht geen koude lucht in komen.

Bron: KLM | Luchtfoto van het hoofdkantoor van het Algemeen Mijnwerkersfonds.  (1948)
Bron: KLM | Luchtfoto van het hoofdkantoor van het Algemeen Mijnwerkersfonds. (1948)

Een half jaar later herhaalde het ritueel zich op dezelfde wijze en nu, meer dan een halve eeuw later, heb ik geen eigen tanden meer; ik borstel ze af onder de kraan en spoelen doe ik met wijn die ik niet uitspuug maar opdrink. Ik denk niet dat er nog tandartsen werken in dat bijzondere gebouw met de korte plompe ui-vormige toren aan de Akerstraat dat ooit het hoofdkwartier was van het AMF.

Bert

Bert Nijkamp werd in 1941 in Heerlen geboren. Twintig jaar woonde Bert in Meezenbroek. Deze tijd was voor hem onvergetelijk. Na een (mislukte) start in de horeca diende hij zijn militaire dienstplicht te vervullen en in die periode was zijn gezin in 1961 naar Apeldoorn verhuisd. Na te zijn afgezwaaid, had hij een paar jaar een adm. functie bij een constructiefabriek om daarna als burger-ambtenaar in verschillende technisch/ administratieve functies bij een TD-eenheid van Defensie zijn brood te verdienen. Al sinds zijn jonge jaren schreef hij graag en was hij geïnteresseerd in historie. Zowel voor die constructiefabriek, als voor zijn militaire werkgever heeft hij verschillende artikelen geschreven. In 2010 schreef Bert samen met een oud-collega een boek over over “150 jaar Kamp Nieuw Milligen”, een militair complex midden op de Veluwe. Ze hebben er twee jaar aan gewerkt. En in 1991 kwam een door Bert geschreven boek uit over 75 Jaar Apeld. Chr. Mannenkoor (zie www.acm-apeldoorn.nl) waarvan hij al jaren lid was (de basis voor zijn liefhebberij voor mannenkoorzang was n.b. bij het K.H.M. St. Pancratius gelegd!). Bert is op 10 oktober 2012 in Apeldoorn overleden.

10 gedachten over “Eens per half jaar: “Spoelt u maar.””

  1. hoi bert. Tijdens het lezen van jouw verhaal ruik ik de wachtkamer van onze tandarts weer,dr. Rietra of retera. Zijn praktijk lag aan de akerstraat tegenover “jouw” amf-gebouw. Ik proef de smaak na het boren. Mijn oudere broer otto heeft nog in het amf-gebouw gewerkt. Later werd amf het azm (algemeen ziekenfonds voor de mijnstreek.

  2. Had die tandarts een beetje rossig haar ?
    Kreeg een spuitje van die man en ben toen weggelopen. Op mijn toegestuurde verwijskaart stond dat ik weggelopen was. Moest onder druk van mijn ouders alsnog heen gaan maar toen was ie een stuk vriendelijker.

  3. De enige tandarts met rossig haar die ik kende was Kessener.Hij had een dubbele bril,waarvan hij de bovenste naar boven kon klappen,waardoor hij er nogal vreemd uitzag.Hij was tevens niet al te zachtzinnig en hield van zero tolerance.Het is nu meer als 50 jaar geleden,maar hem zal ik nooit vergeten.

  4. Ja, die mijntandartsen!! Als je nooit bang was geweest voor een tandarts dan werd het je daar wel geleerd. Is gelukkig anders op de dag van vandaag.
    We moesten vanuit Palemig waar we woonden te voet erheen. Als je pijn had was dat al weer weg voordat je daar was(de angst natuurlijk).
    Was je klaar bij die slagers dan maar vlug naar huis en kijken dat je nog iets van de dag kon maken.
    Ik liep dan altijd langs de Arnoldusschool waar ik op zat. Groet Ton Gerritsen

  5. Ik ben ook vroeger bij de ruiter geweest, maar hij had toen een praktijk op de beneluxlaan op heerlerheide…2x p/j was ik de klos…..iedereen zat onderen in de wachtkamer en als ie begon met boren trilde de muren onderen, want hij had in de berging zeg maar het agregaat staan…en onder de behandeling deed hij ook nog een sigaretje roken….ik vergeleek hem altijd met een “rooie reus”…..met al die krullen en die grote handen….vroeger had je ook een mijnarts die heette Drabbe…..maar zijn bijnaam was : “D’r Steck”

  6. Onze buurman in de Smedestraat was tandarts van Rijk, ook van het AMF.
    Mijn vader werkte niet bij de mijn, wij waren klant/patiënt bij tandarts Oostwegel, een echte Limburgse tandarts, de vader van Camille Oostwegel. Hij had zon praktijk tegenover waar nij het Termenmuseum is, dat pand met de hardstenen trappen. Zachtzinnig was hij niet, maar je kon erg met hem lachten en hij sprak alleen maar Heerlens met je.
    Toen ik een beugel kreeg ging ik naar de enige beugeltandarts in het vcentrum: tandarts Duisens in de Looierstraat. In zijn wachtkamer lag de tafel vol met compleet kapotgelezen Suske en Wiske stripboeken, de hele oude, rose-wit en groen-wit. In de spreekkamer had hij -als ik me goed herinner- een kooi met een papegaai, tenminste zo’n uitheemse vogel met kleurige veren die af en toe zo’n exotische krijs gaf. Dan schreeuwde tandarts Duisnes dat-ie z’n snavel moest houden.
    Als je je beugel goed droeg, dan kon je geen kwaad bij hem doen en maakte hij grapjes en was hij erg aardig. Als je je beugel niet droeg, dan kon je een draai om je oren krijgen.

    1. Ha Susanne,
      Hoe gaat het met je. Vorig jaar op mijn verjaardag schreef je dit stukje. Leuk! Het is al weer lang geleden dat ik bij je op bezoek was in Best. Zullen we eens bijpraten per e-mail?
      Groetjes Tilly van Rijk

  7. Suzanne heeft het over een tandarts van Rijk uit de Smedestraat. Ik ben op zoek naar Marianne van Rijk wiens vader tandarts was. Ken jij die toevallig?

      1. Hallo Tilly

        Ik was de site waarop ik mijn vraag gesteld kwijt. Door toeval kwam ik er weer achter en zag tot mijn vreugde dat jij aan Marian mijn vraag hebt doorgespeeld.

        ik ben bereikbaar onder piegaro@xs4all.nl
        Hartelijk dank

        Martin van Ewijck

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.