Bron: Rijckheyt.nl | Stationstraat. Bushaltes van de IAO en LTM.

Wielen, d’r tussen en d’r op (2)

In 1954 konden wij voor het eerst met een autobus van de LTM vanuit Meezenbroek en het Schaesbergerveld naar het centrum. Want in dat jaar kwamen de stadslijnen 18 en 19 in dienst. Voordien was dat alleen mogelijk met de IAO die een bushalte had aan de Meezenbroekerweg.Daar stopten bussen van de lijndienst die vanaf Schaesberg via De Kakert en Palemig naar Heerlen ging.

Dit is deel 2 van “Wielen, d’r tussen en d’r op”. Lees ook deel 1.

Bron: Rijckheyt.nl | Stationstraat. Bushaltes van de IAO en LTM.
Bron: Rijckheyt.nl | Stationstraat. Bushaltes van de IAO en LTM.

Het eind- en vertrekpunt van de LTM-stadsdienst in Meezenbroek was de Jos. Israëlstraat tussen de Mesdagstraat en de Jan Steenstraat. Speciaal voor de stadsdiensten waren bussen van het merk Büssing aangeschaft die van een opbouw waren voorzien door Kusters uit Venlo (4 bussen) en Roset uit Bergen op Zoom (5 bussen). Want behalve inwoners van Meezenbroek en het Schaesbergerveld, konden ook ingezetenen van Molenberg, het Aarveld, Welten, Benzenrade, het Heeserveld, Nieuw Einde, Beersdal, Hüsken en de Vrank met een stadsbus naar het centrum.

Alhoewel de mens benen heeft gekregen om te kunnen lopen, doen we dat toch liever niet. Want waarom zouden er allerlei uitvindingen zijn gedaan om op andere wijze vooruit te komen dan met de benenwagen?

“Een plee op wielen
Wilde je sneller kunnen dan een brommer, maar was een motorfiets te duur dan was een scooter misschien wel iets. Je moest daarvoor wel een rijbewijs hebben maar dan kon je wel met minstens 80 km/u van A naar B komen. Het voordeel van zo’n tweewieler was dat je niet bang hoefde te zijn voor viezigheid aan de kleren omdat de motor was ingekapseld door plaatwerk. Ook de benen bleven droog door plaatwerk aan de voorkant en als je ook nog een beetje beschermd wilde worden tegen regen en/of wind, dan waren er plastic windschermen te koop. Niet bepaald gunstig voor het brandstofverbruik maar wie daarop lette was een kniesoor. Scootermerken waren o.a. Vespa (die soms wel betiteld werd als “een plee op wielen” en waar je een beetje scheef op moest zitten vanwege de plaats van de motor), Lambretta, Zündapp en Goggo zijn zomaar wat merken die me te binnen schieten. Vrouwelijk schoon zat het liefst in z.g.n. “amazônezit” achterop; niet echt veilig lijkt me.

Het nadeel van al deze gemotoriseerde wielen was dat het de berijder geen of nauwelijks bescherming bood tegen weersinvloeden want of je nou drijfnat bent geworden als fietser, bromfietsrijder,  scooteraar of motorrijder….nat is nat en dat is niet fijn. Eigenlijk zou er een dak op moeten zitten en daar werd door sommige fabrikanten op ingesprongen. De meest vreemde bouwsels werden geconstrueerd en aan de man of vrouw gebracht. In ons land werden deze bijzondere vervoermiddelen aangeduid als “wegluizen”. Zo was er de Messerschmitt, meer een overdekte scooter omdat de twee inzittenden achter elkaar zaten en de twee voorwieltjes bestuurd werden met een motorstuur. In- en uitstappen moest door de plexiglazen bovenkap. De BMW Isetta had maar één deur om in of uit te stappen….aan de voorkant! Bij de Zündapp Janus was nauwelijks te zien wat de voor- of achterkant was. Alleen de plaatsing van de koplampen wees er op wat de voorkant was.

Bron: World-viewer.com | Goggomobil
Bron: World-viewer.com | Goggomobil

Een Goggomobil leek al wat meer op een kleine auto, maar ik vraag me nog steeds af of er werkelijk voor vier personen plaats was. Twee, niet al te forse, volwassenen en twee kleine kinderen lijkt me waarschijnlijker. Een NSU Prinz was niet veel groter, maar wel wat luxer. Een waar gedrocht vond ik de Bambino. Het was een onder licentie in Nederland gebouwd product van de firma Fuldawerke uit Duitsland. Het wagentje met twee kleine voorwieltjes en één achterwiel had de vorm van een ei. Mijnheer De Wever van de Meezenbroekerweg had zo’n Bambino. Natuurlijk bleven de echte autofabrieken niet achter in de trend van kleine auto’s. Wie herinnert zich niet de Fiat 500 en zelfs de eerste Citroën 2CV? De beroemde Eend met z’n geribbelde carrosserie, klapraampjes en ruitenwissers die op handkracht werkten.

Zonder rijbewijs
Maar er is ook een periode geweest dat je zonder rijbewijs in een echte auto mocht rijden. Die auto’s waren dusdanig aangepast dat ze niet sneller dan, ik dacht,  40 km/u konden rijden. Een rond wit bord met rode rand en in zwart de cijfers van de maximum snelheid aan de voor- en achterkant moest andere weggebruikers hierop attent maken. Lang heeft dit van regeringswege toegestane verschijnsel niet stand gehouden, waarschijnlijk omdat het voor verwarring zorgde. Het was dan ook een vreemde gewaarwording om een joekel van een Amerikaanse slee met een gangetje van niks onderweg tegen te komen.

En nu, zoveel jaren later: veel van mijn leeftijdgenoten zitten nog steeds regelmatig tussen de wielen of er op, wel liefst met elektrische trapondersteuning en degenen die nog echt willen fietsen willen zoveel mogelijk versnellingen op hun ijzeren ros.

Er is echter ook iets nieuws bijgekomen: velen lopen nu áchter een vierwielig onderstel met daarop een soort bakkie en een duwstang, maar nu met handles om te kunnen remmen: de rollator, een geweldig hulpmiddel voor zij die slecht ter been zijn. Binnenkort hoop ook ik toe te treden tot de grote schare van gebruikers want met een stok lopen “doet zo oud aan”, nietwaar?

Over wielen gesproken. Binnendijkse kleine meertjes zoals die veel in het Gelderse rivierengebied voorkomen heten ook wielen. Zij zijn ontstaan door vroegere dijkbreuken. En zet een paar Limburgse Wimmen en Willems bij elkaar dan staan daar eveneens een paar Wielen op een kluitje want Wiel is immers ook een voornaam.

Bert

Bert Nijkamp werd in 1941 in Heerlen geboren. Twintig jaar woonde Bert in Meezenbroek. Deze tijd was voor hem onvergetelijk. Na een (mislukte) start in de horeca diende hij zijn militaire dienstplicht te vervullen en in die periode was zijn gezin in 1961 naar Apeldoorn verhuisd. Na te zijn afgezwaaid, had hij een paar jaar een adm. functie bij een constructiefabriek om daarna als burger-ambtenaar in verschillende technisch/ administratieve functies bij een TD-eenheid van Defensie zijn brood te verdienen. Al sinds zijn jonge jaren schreef hij graag en was hij geïnteresseerd in historie. Zowel voor die constructiefabriek, als voor zijn militaire werkgever heeft hij verschillende artikelen geschreven. In 2010 schreef Bert samen met een oud-collega een boek over over “150 jaar Kamp Nieuw Milligen”, een militair complex midden op de Veluwe. Ze hebben er twee jaar aan gewerkt. En in 1991 kwam een door Bert geschreven boek uit over 75 Jaar Apeld. Chr. Mannenkoor (zie www.acm-apeldoorn.nl) waarvan hij al jaren lid was (de basis voor zijn liefhebberij voor mannenkoorzang was n.b. bij het K.H.M. St. Pancratius gelegd!). Bert is op 10 oktober 2012 in Apeldoorn overleden.

3 gedachten over “Wielen, d’r tussen en d’r op (2)”

  1. hallo bert,mijn eerste brommer was een cyris sax,top snelheid 96 km p/u.mijn broer reed naast me met zijn kever.toen een vespa hardstikke leuk.toeren met je vriendin door limburg en duitsland(zonder rijbewijpas 2 jaar later gehaald.nooit aangehouden(geluk gehad)mijn eerste auto was een kerver knalgeel ’n cabriolet ongeveer 6 jaar meegreden.mooie tijd begin 60-tiger jaren.rob(bob) van hout

  2. Beste Bert, eind jaren ’50, begin jaren ’60 (i.i.g. voor Hans Glas GmbH door BMW werd overgenomen) was mijn vader dealer van Goggomobiel en Isar. De garage , Garage Ter Horst, lag aan de Eurenderweg 12b en als kleine jongen heb ik daar heel wat uurtjes doorgebracht. In de garage was een heuse Wasmobiel aanwezig waarvan bijna niemand gebruik maakte. De Goggomobiel was idd een klein autootje. Toch lukte het ons (vader, moeder en eerst twee, later drie kinderen) in de Goggo te proppen en met een aanhangertje voor de bagage er achter van Heerlen naar opa en oma in Bergentheim (OV) te rijden. Toen een reis van 4 (lange) uren.

  3. Voor Rob van Hout: Mijn tweede brommer was ook een Cyrus Sachs met 2 versnellingen. Ik kocht ‘m in ± 1957 van mijn eerst verdiende loon bij een rijwielzaak aan de Ganzenweide op Heerlerhei. In augustus 1959 ben ik ermee op vakantie geweest vanuit Heerlen naar familie in Bussum (Het Gooi). In de buurt van Meijel in de Peel brak de gaskabel en met behulp van een combinatietang heb ik door kunnen rijden tot in de omgeving van Den Bosch waar de kabel vervangen kon worden. Een week later ben ik van Bussum naar familie in Apeldoorn gereden maar………ben dezelfde dag nog per trein naar Heerlen teruggekeerd omdat mijn vader was overleden. De Cyrus heb ik gehad tot ± 1962, toen kocht ik een Sparta-brommer.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.