Bron: collectie Tonny Friedrichs-Verhelst | Mia in het schooltje aan de Klompstraat; 2e van links Mia van Loo, 7e van links Leny Hoeppermans, haar latere schoonzusje, getrouwd met bakker Gène van Loo.

Marie-Louise: Waar ik geboren ben

Geboren ben ik in een groot oud huis op de markt in Heerlen. De plaats is gemakkelijk terug te vinden. In 1930 is het namelijk afgebroken om plaats te maken voor het overbekende Glaspaleis. Wij zijn toen verhuisd naar het door ons zo geliefde “oudershuis” in de Nobelstraat. Een burcht van liefde. 

Bron: Rijckheyt.nl | Geboortehuis Mia van Loo aan de Bongerd (het huis met de Blue Bandreclame in het midden).
Bron: Rijckheyt.nl | Geboortehuis Mia van Loo aan de Bongerd (het huis met de Blue Bandreclame in het midden).


Dit is deel 1 uit “Verhalen over Heerlen van Marie-Louise Verhelst-van Loo”

Maar laat ik bij het begin beginnen
Ik herinner me nog een middag, ik zal goed drie jaar geweest zijn en mam had me voor een uurtje in bed gelegd. Dat beviel me blijkbaar niet want tante Marie was op bezoek en daar wilde ik bij zijn. Toen ben ik maar uit dat bedje geklommen. Dat ging nog goed, maar de trap af, dat lukte niet. Tot schrik van de familie lag ik even later, hevig bloedend, onderaan de trap, de bovenlip gespleten. Na de eerste consternatie werd ik door het kindermeisje, Marieke Wijmer heette ze, in een deken gedraaid en naar de apotheek op de hoek van de markt en de Saroleastraat gebracht. Die apotheker had voor dokter geleerd maar had zijn studie niet afgemaakt, Philipie heette die man. Ik ben hem nog altijd dankbaar, want hij heeft mijn lip zo goed gerepareerd dat alleen aan de binnenkant een klein litteken te zien is. Gelukkig maar, anders had ik er mijn hele leven verfomfaaid bij gelopen.

Wat ik me ook nog goed herinner van het leven op de markt zijn de maaltijden. De vijf jongste kinderen zaten aan een aparte tafel, niet verwonderlijk met zo’n grote groep. In die tijd hadden we een huisknecht, Frans Ritzen genaamd, maar we noemden hem Aja, omdat we die naam nog niet konden uitspreken. Die Aja had, voordat hij bij ons kwam, in Wallonië gewerkt en sprak goed Frans. Hij maakte er een spelletje van ons die taal bij te brengen, wat hem jammerlijk mislukt is. Maar waarschijnlijk deed hij het ook alleen maar voor zijn eigen eer en glorie. Maar het was een lieve man, anders zou ik hem toch allang vergeten zijn.

Ofschoon we midden in de stad woonden, konden we zonder zorg buiten spelen. De markt, de Bongerd en het Kerkplein lagen voor de deur en auto’s waren er toen nog bijna niet, dus wat kon ons gebeuren. En de groten letten op de kleinen. Nee, een groot gezin hebben was niet zo zwaar als de mensen tegenwoordig denken. Personeel kostte toen ook niet veel, zoals mijn moeder later vertelde. Voor tien gulden per maand, plus kost en inwoning voelden zij zich kostelijk betaald.
En toen werden plannen gemaakt om een nieuw huis met bedrijfsruimte te bouwen. Pap had de zaak immers nog altijd in zijn oudershuis in de Geerstraat.
Het was 1928, begin van de beruchte crisistijd (1929 grote beurskrach in Amerika). Maar dat kon de plannen van pap niet bederven. Er werd gebouwd, al moest de onderste steen boven komen.

Frens was bij pap in de zaak en Jef, Jacques en Lei werkten al op het kantoor van de Staatsmijnen, jullie allemaal terdege bekend. Dat hielp immers ook al bij het huishouden, al moesten ze alle drie nog jaren ’s avonds studeren en staatsexamens doen. Dat ze allemaal goed terecht zijn gekomen, weten jullie. Maar onze mam had, bij alle liefde de teugels strak in de hand en pap werkte hard, zodat we voor die tijd een goed burgerlijk leven hadden.

Bron: Collectie Tonny Friedrichs-Verhelst. | Mia met haar ouders en mevrouw Cohnen (van fotoatelier Cohnen in Heerlen) bij haar ouderlijk huis in de Nobelstraat.
Bron: Collectie Tonny Friedrichs-Verhelst. | Mia met haar ouders en mevrouw Cohnen (van fotoatelier Cohnen in Heerlen) bij haar ouderlijk huis in de Nobelstraat.

Verhuizen naar de Nobelstraat
Wie de situatie in Heerlen kent weet dat het nog eigenlijk midden in de stad is. Maar die mening waren wij niet toegedaan. En al gauw noemden wij het Nova Zembla. Jonge, jonge, van de school in de Klompstraat naar de Nobelstraat lopen, wat vonden we dat ver. Maar toen vertelde pap ons, dat mam van Musschemig naar diezelfde school had moeten lopen. Toen hebben we maar stil de mond dichtgehouden en ons een beetje geschaamd.

Toen braken heel mooie jaren aan. Ons huis was het eerste dat in de tweede helft van de Nobelstraat gebouwd werd. De huizen naast ons en in de Vredestraat, zoals die toen nog werd genoemd, kwamen pas veel later. De wei die daar toen nog lag, had pap gehuurd, dus we konden spelen tot aan de Muloschool. Wat een ruimte en dat midden in Heerlen. Toen werd het al gauw omgedoopt in “het Paradijs”. Dat is het in de herinnering van mij en van heel veel kinderen die daar een stuk van hun jeugd genoten, nog altijd. “Bij oma”was het altijd feest. Zodoende hebben drie generaties genoten van het huis dat mijn vader durfde te bouwen in een tijd die economisch gezien zeer slechte vooruitzichten had. Maar toen gold het spreekwoord: “zuinigheid en vlijt bouwt huizen als kastelen”, ook al.

Om de tijd van begin dertiger jaren te accentueren, zal ik een voorval van die tijd even beschrijven.
De sacramentsprocessie kwam dat jaar door de straat, dus er moest versierd worden. Bogen aan het begin en het einde geplaatst en langs de stoeprand mooi beschilderde paaltjes met een houten kruisje er bovenop en daar werden ellenlange slierten met vaantjes aan vastgemaakt. Dwars over de straat bij het kruisbeeld bij Rimpens Truud voor de deur kwam een rustaltaar. Daar werd dan door het zangkoor Sint Pancratius gezongen. In zo’n processie werd altijd een prachtige hemel meegedragen, waaronder de pastoor, of in Heerlen was het de deken als hoofd van het dekenaat Heerlen, een prachtige monstrans met het Allerheiligste droeg. Die hemel was natuurlijk zwaar en werd afwisselend door vier ongetrouwde jongemannen gedragen. Die werden streng geselecteerd. Het was dan ook een grote eer om daarbij te horen.

Gestoken in keurig jacquet en van ongeveer dezelfde grootte. Ik was dan ook machtig trots toen Eugène van onze Frans dat jaar erbij was. Trots was ook de rest van de familie, mam en zeker Jeanne (moeder van Eugène). Toen alles stond en hing, de stoepen en de straat brandschoon geveegd en voor elke woning een tafeltje met een wit kanten spreitje voor het H. Hartbeeld, de tinnen kandelaars , het kaarsje en twee vazen met bloemen klaar gezet was, konden we opgelucht adem halen. De Nobelstraat was weer eens goed voor de dag gekomen.
’s Zondagsmorgens werden dan de varens en bloemblaadjes gestrooid en de vlag uitgestoken. Dan konden we alleen nog maar bidden dat het weer droog bleef.
Zo, dat was het verslag over het rijke roomse leven. Ik heb ervan genoten en ben blij dat ik het heb mogen meemaken.
Als de processie binnen was, begon de kermis.

Bij ons thuis
Ja, bij ons thuis, het zijn maar drie woorden, maar ze betekenen voor mij zoveel. Thuis zijn, samen zijn, je geborgen voelen, trots zijn op familie en het oudershuis, en rust! Rust, die ik na al die jaren nog voel als een grote weldaad. Waar die rust vandaan kwam, zal ik nu maar eens voor mezelf en voor jullie op een rijtje zetten.

Om te beginnen was er die regelmaat.

Kwart voor acht, kwart voor een en kwart voor zes waren etenstijd. Iedereen was present en nam zijn eigen plaats in, jaar na jaar dezelfde.
De jongste dochter achter de tafel op de sofa en de groten voor de tafel. Mam zat aan het hoofd, met de rug naar het fornuis, waar een grote pot koffie op stond, gezet van vers gemalen koffiebonen. Drie lood koffie malen in een handmolen was kinderwerk. We deden dat graag. In de goede oude tijd zaten bij ons minstens veertien mensen aan tafel. En was dat rustig? Ja dat was rustig want er waren regels en die werden door iedereen in acht genomen. De kleintjes hielden de mond en luisterden naar de groten. Domme praat liet mam niet doorgaan. Daar leren de kinderen niks van, was haar stelregel. Als wij kleintjes een vraag hadden die de moeite waard was, zei mam, dat mag je vanavond aan de jongens vragen, die hebben daar beslist een goed antwoord op. Zo ben ik heel wat te weten gekomen, waar ik nu nog mijn voordeel mee doe. Ter verduidelijking moet ik hierbij even vermelden dat het leeftijdsverschil tussen de oudste en de jongste negentien jaar was.

Bron: collectie Tonny Friedrichs-Verhelst | Mia in het schooltje aan de Klompstraat; 2e van links Mia van Loo, 7e van links Leny Hoeppermans, haar latere schoonzusje, getrouwd met bakker Gène van Loo.
Bron: collectie Tonny Friedrichs-Verhelst | Mia in het schooltje aan de Klompstraat; 2e van links Mia van Loo, 7e van links Leny Hoeppermans, haar latere schoonzusje, getrouwd met bakker Gène van Loo.

Zo’n familie draait op eigen kracht en was misschien gemakkelijker te besturen als menig kleine familie nu.
Mam had zeer smalle sierlijke handen, maar ze had de wijsheid en kracht om de teugels goed vast te houden. Al die teugels, schijnbaar zonder veel moeite, in die smalle lieve handen. Pap had brede stevige handen, die zolang en zo hard werkten dat het ons aan niets mankeerde.

Twee bedrijven heeft hij opgebouwd die alle twee goed floreerden. Hij werkte niet alleen hard, maar hij had ook nog de gave om met mensen om te gaan, die werkelijk zeer bijzonder was. Dat kwam hem als zakenman natuurlijk zeer goed van pas. Wij kinderen hadden desondanks een vader die veel tijd voor ons uittrok.
Zo maakte hij ’s zomers de woensdagmiddag dikwijls vrij om met ons en de buurkinderen te gaan wandelen. Ook daar was regelmaat in. Naar Welten of naar de kalkovens in Ubachsberg. De lol was er niet minder om. Wij kleintjes werden door pap naar bed gebracht en als je iets in je oog had of je pijn had gedaan, pap loste dat vlug weer op. In zo’n gezin voelde je je als kind geborgen en dat brengt rust.

Mam had grote waardering en een onbeperkt vertrouwen in pap. En pap vereerde mam. Ook dat maakt een gezin tot echte familie, waar iedereen zorg en aandacht heeft voor de ander en de zekerheid dat het altijd zo zou blijven, dat gaf “rust”. Toen de oorlog uitbrak bouwde pap een schuilkelder, die niet alleen veilig was, maar ook nog eens gezellig. Met banken rondom en een kachel in het midden. Twee families in de straat, die geen kelder hadden, schuilde bij ons. Angst heb ik maar een enkele keer gevoeld als het heel erg tekeer ging. Dan bad mevrouw Duprez de rozenkrans voor en dan werd je vanzelf rustig. Pillen voor de zenuwen waren er niet. We hadden geborgenheid en veel liefde en geloof me nu, dat was en is nog altijd de beste medicijn.

Wilt u dit verhaal in het origineel, het Heerlens lezen?
Laat dit dan even weten d.m.v. een e-mail naar:lgjvanloo@planet.nl. Dan sturen wij u het origineel toe.

Ingezonden verhaal

Als lezer van HeerlenVertelt.nl zal het vaak voorkomen dat u gebeurtenissen, locaties of gebouwen herkent. Wanneer u graag zelf een verhaal hierover wilt schrijven en insturen kan dit natuurlijk!

6 gedachten over “Marie-Louise: Waar ik geboren ben”

  1. Het devies van mijn tante Mia bij het schrijven van haar verhalen was: Want Heële, ich han dich zoeë geer gehad. (Want Heerlen, ik heb je zo liefgehad.)
    Zoals eerder verteld in de inleiding tot deze verhalen schreef mijn tante de verhalen in haar moederstaal: het Heerlens.
    Mijn zo letterlijk mogelijke vertaling in het Nederlands doet geen recht aan de vele mooie nuances, die zij in haar moederstaal wist te leggen.

    Wilt u dit verhaal in het origineel, het Heerlens lezen?
    Laat dit dan even weten d.m.v. een e-mail naar:lgjvanloo@planet.nl. Dan sturen wij u het origineel toe.

    Léon van Loo

  2. Wat leuk om dit allemaal te lezen!!
    Onder de foto staat dat Leny Hoeppermans later trouwde met bakker Gène van Loo. Was dat de bakker die in de Nobelstraat de bakkerij had en waar je opzij brood kon kopen? Daar ben ik zo vaak geweest met mijn moeder. Volgens mij had een broer van bakker van Loo in de Oude Lindestraat later een tuinbedrijf, waar jaren nog op die open plek die loods heeft gestaan.
    En in de vierde regel van onder staat dat mevrouw Duprez de rozenkrans bad. Was dat de moeder van de latere kapper Jacques Duprez die heel lang in de Nobelstraat met zijn vrouw kapsalon Tilly heeft gehad?
    Die heb ik goed gekend! Mijn moeder is jarenlang daar klant geweest. En de vader van Jacques Duprez was een goede vriend van mijn grootvader, Joseph Souren.

  3. Geweldig die verhalen. Natuurlijk ken(de) ik bakkerij van Loo. Ik woonde met met ouders en broer en zus op huisno. 63. Brood was van Loo en niet anders. In de vakanties mocht ik met Harrie van Kuijk(die woonde tegenover de bakkerij) mee om brood “uit de rijden” met paard en wagen. Wij reden dan vooral naar de Heerlerbaan en omgeving. Als Harrie aan de deur van de klant aanbelde, mocht ik de teugels vasthouden. Dan was ik zo trots!!! ik voelde mij dan een echte koetsier. Nooit heb ik de kont van een paard mooier gevonden als toen.
    Soms kreeg ik een heel klein beetje fooi. Dat geldbedrag besteedde ik meestal direct bij onze buren, ijsmaker Oyink(goed geschreven?). Die ijsmaker had een zwarte teckel genaamde Waldie en volgens mijn vader was dat beestje verzot op ijs.Het valt dus te raden waar hij wel eens te vinden was. Oyink verkocht ijs met een karretje op de Bongerd meen ik mij te herinneren.Ik kan de bel van het karretje nog horen.
    Ja, ja het was een geweldige tijd ondanks de oorlog voor ons jeugd. We speelden ( in mijn beleving) eigenlijk altijd buiten met de Stolmannetjes, Jo van Birgelen en de jongens van Laus(?).
    Gewoon uit nostalgie kom ik nog wel eens in de Nobelstraat, voor het huis met de dakkapellen. Die lieten veel licht binnen dat scheen dan op de tekentafels van mijn vader en broer Heins.
    Met het klimmen der jaren vervagen de herinneringen steeds meer. Daarom juist is de site Heerlen vertelt zo ontzettend van belang.
    Jo Dovermann

    ook

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.