Bron: Rijckheyt.nl | Bongerd. Links de St.Pancratiuskerk. Rechts het Glaspaleis. Op de voorgrond de in 1968 gebouwde muur rond het Kerkplein.

Oog voor detail: Het Glaspaleis SCHUNCK*

SCHUNCK* is gevestigd in het Glaspaleis, een uniek gebouw van architect Frits Peutz (1) . Het Glaspaleis staat vermeldt op de lijst van de Union of Inernational Architects, als wereldwijd een van de 1000 belangrijkste gebouwen van de twintigste eeuw. Het gebouw heeft een interessante geschiedenis.

Bron: Ton van Mastrigt | het Glaspaleis
Bron: Ton van Mastrigt | het Glaspaleis

De opdracht in crisistijd luidde een flink groot en hoog winkelhuis te ontwerpen. Het gebouw werd geopend op 31 mei 1935, overleefde de oorlog en was enige tijd hoofdkwartier voor het Amerikaanse leger. Na de oorlog volgde gloriejaren voor het modehuis Schunck onder het motto: “kwaliteit wint altijd”. In de jaren zestig werd in de omgeving van het Glaspaleis veel gesloopt. De gemeente wilde het middeleeuwse hart van Heerlen via een Promenade verbinden met nieuwe uitbreidingen in het Loon. De gemeente deed moeite om deze nieuwe verbinding ingevuld te krijgen. Zij vroeg de firma Schunck de zaak te verplaatsen. In 1964 verhuisde de firma naar de Promenade en verloor het Glaspaleis zijn grandeur.

Bij de grote restauratie in 1999 (2) moesten bewoners worden gevonden om het project te vullen. De Bibliotheek was in de loop van de geschiedenis al verplaatst van het Tempsplein naar de Plaar-Passage en verhuisde nu van het Raadhuisplein naar het Glaspaleis. De Muziekschool verschoof van de Stationsstraat via het Wilhelminaplein naar het Glaspaleis. De Stadsgalerij verruilde de nieuwbouw aan de Uilestraat voor de kelders van het Glaspaleis. Voor het totale programma van eisen inclusief het filmhuis de Spiegel, architectuurcentrum Vitruvianum, een restaurant en een café bleek de oorspronkelijke ruimte van Schunck uiteindelijk te klein. Om dit op te lossen werd op souterrainniveau een verbinding gemaakt met een afzonderlijk (glazen) nieuwbouw voor de muziekschool. Het Glaspaleis kreeg aan de zuidzijde een nieuw gezicht. Op 30 juni 2004 vond de officiële opening plaats. SCHUNCK* is momenteel een multidisciplinaire culturele instelling: Museum, Newseum, Beeldende kunst, Bibliotheek, Architectuur, Muziekschool, Educatie en Film. In 2009 werd het nieuwe logo Schunck weer aangebracht als belichaming van een gedurfde koers: moderniteit en urban culture. Heerlen heeft een cultureel middelpunt teruggekregen van waaruit een culturele lente kon worden aangeblazen (3).

Bron: Ton van Mastrigt | Het nieuwe logo Schunck
Bron: Ton van Mastrigt | Het nieuwe logo Schunck


Jeugdherinneringen
Jeugdherinneringen aan het Glaspaleis komen voor in een novelle van Harrie Geelen (4) . “Zijn vader is de eigenaar van een warenhuis aan de markt. Het is geheel van glas, een kubus van vijf verdiepingen. Op het platdak zie je de heuvels om de vieze stad. Recht beneden je kijk je uit over de overdekte kramen. We hebben een keer met de tekenclub een panorama van de stad gemaakt. Ik deed de markt, Sjier de zwarte steenkoolbergen van de mijn. Hij maakte ze hardrood “

Mijn eigen herinneringen als kind gaan terug naar de lift. Het Glaspaleis was een van de eerste gebouwen met zo’n moderne hijsmachine. Fraai was de glazen kooi met de vele bewegende onderdelen. Mooier nog, de liftbediende die op de knoppen drukte en per verdieping ingetogen het assortiment aankondigde.
Het Modehuis Schunck was bij uitstek de winkel voor mijnkleding. De kinderen van de mijnwerkers moesten het matrozenpakje voor de eerste communie passen bij Schunck. Met carnaval kon je het confettikanon van de Blauwe Schuit nergens zo goed bekijken als winkelend met je moeder op de eerste etage van dit glazen paleis. Door het ontbreken van gesloten borstweringen had je ook als kind contact met de straat. De bezoekers van het Glaspaleis vormden als het ware één geheel met de mensenmassa van begrafenissen en bruiloften op het kerkplein.

Corbusiaans modernisme
Het marktplein van Heerlen wordt gekenmerkt door invloeden van de Amsterdamse School en het expressionisme. Traditionele dorpels en lateien trekken horizontale lijnen terwijl verticale lisenen nog verwijzen naar Ionische zuilen. Naast het Glaspaleis ligt het, door de huisarchitect Jan Kuijt ontworpen, bakstenen gebouw Vroom en Dreesmann uit 1920. De gemetselde panden met schuine daken zijn karakteristiek voor het beeld van de markt vóór de komst van het Glaspaleis.

Bron: Ton van Mastrigt | Het dakterras van het Glaspaleis
Bron: Ton van Mastrigt | Het dakterras van het Glaspaleis

Vanaf eind jaren ’20 van de twintigste eeuw maakt een aantal architecten zich los van deze stijl van bouwen. In 1928 bouwt Ludwig Mies van der Rohe het Barcelona Paviljoen. In 1931 ontwerpt Le Corbusier bij Parijs de Villa Savoye. Hij maakt een blok met kolommen ‘los van de grond’, kiest voor een vrij indeelbare plattegrond, een gevelindeling vrij van de erachter gelegen vertrekken en maakt een dakterras. Licht en lucht zijn belangrijke thema’s. In datzelfde jaar bouwt Dirk Roosenburg het hoofdkantoor van de Oranje Nassau-mijnen aan de Kloosterweg in Heerlen. Dit gebouw heeft een doosachtige hoofdvorm, recht toe recht aan, met een plat dak, moderne materialen, een opvallend hoektorentje en een licht groene kleur. Eveneens in 1931 bouwde Peutz in Heerlen het Huis op de Linde en de ULO Sint Pancratius. Een jaar later volgde het Retraitehuis. Deze monumenten zijn voorbeelden van vroeg functionalisme in de Nederlandse architectuurgeschiedenis. De auteurs van het Glaspaleis gaan op excursie naar Frankrijk. Het project ‘Les Grands Magasins Decré ‘, geopend in 1929 in Nantes en ontworpen door Henri Sauvage, wordt de inspiratiebron voor de Heerlense onderneming (5).

Bron: Ton van Mastrigt | De erker bovenop het Glaspaleis
Bron: Ton van Mastrigt | De erker bovenop het Glaspaleis

Gewapend beton
Bij de bouw speelde het gevaar van mijnschade een rol. Door de nabijheid van de steenkoolmijnen vreesde men verzakkingen in de grond. Het is overigens wel de vraag of dat daadwerkelijk zo’n probleem zou zijn geweest. Dicht bij de mijnschacht kwamen destijds de minste verzakkingen voor. Peutz fundeerde het gebouw op een dikke betonnen plaat van circa 30 x 30 meter en plaatste de kolommen niet dicht bij de randen. Zo kon het gewicht van het gebouw via de kolommen beter worden verdeeld over de plaat (vergelijk de drukverdeling in het voetje van een wijnglas).

Het stelsel van vloerplaten en kolommen bood een uitgangspunt voor een slim ventilatiesysteem. Het accumulerende vermogen van de betonmassa vormde het vertrekpunt voor het klimaat in het gebouw. Deze theorie is tegenwoordig verder uitgewerkt en wordt toegepast in zogenaamde passiefhuizen met een zuinig energiegebruik. De thermische massa slaat warmte op, waardoor temperatuurschommelingen geminimaliseerd worden. Maar als het lang warm weer is kunnen problemen ontstaan die om meer zonwering vragen. Peutz hield de glazen vliesgevel 50 cm. vrij van de betonnen vloeren. Door het openen van kleppen kon de opstijgende warmte aan de bovenkant worden afgevoerd.

Bron: Ton van Mastrigt | De kenmerkende paddestoelkolommen
Bron: Ton van Mastrigt | De kenmerkende paddestoelkolommen

Paddestoelkolommen
De voornaamste blikvangers zijn de kolommen. Ze werden voor het eerst in 1903 in Amerika toegepast en hebben daarna een grote vlucht genomen. De berekening was ingewikkeld, maar Peutz was het type uitvinder dat graag nieuwe dingen uitprobeerde. Architectuurkenners geven verschillende lezingen van deze beeldbepalende paddestoelvormen. In de lijn van de opdracht ligt een functionalistische verklaring voor de hand. Peter Schunck wilde weinig schaduw en veel licht in zijn modehuis. Door het laten vervallen van het gebruikelijke stelsel van elkaar kruisende balken kon het daglicht direct onder het plafond binnen dringen. Er is echter ook een sculpturale uitleg. Sommigen zien in het ontwerp van de kolommen de hand van een kunstenaar, mooie gebogen lijnen die een hedendaagse vertaling zijn van het klassieke kapiteel. Zij geven een argumentatie voor dit detail vanuit de culturele belevingswaarde. Deze lijnvorming is het mooiste op de bel-etage en wordt wat hoekiger op de hoger gelegen verdiepingen. Weer anderen benadrukken het economische en constructieve inzicht van Peutz waarbij de vorm voortkomt uit een verminderde hoeveelheid betontimmerwerk en de uitdaging van ingewikkelde betonberekeningen die een efficiëntere verdeling van de ponsdruk mogelijk maken. Voor de verbouwing op 1 februari 1974 werd samen met de fotograaf van Publieke Werken, op instigatie van Nic. Tummers het dak van de schoenenwinkel van van Haren, gevestigd op Promenade 1, beklommen (zie foto). Daar was schitterend te zien hoe het ‘glazen paleis’ van Heerlen constructief in elkaar zat. Zichtbaar door het heldere glas, dat van vloer tot plafond reikte, bezielden de kolommen het interieur.

Bron: Publieke werken | Foto vanaf het dak van de schoenenwinkel van van Haren
Bron: Publieke werken | Foto vanaf het dak van de schoenenwinkel van van Haren

Contrast
De strakke gevels van staal en glas contrasteerden met de Romaanse stijl van de oude Sint Pancratiuskerk. Deze keuze is van begin af aan omstreden geweest. Toch wordt algemeen erkend dat de eigentijdse vormen de oude stijl meer in zijn waarde hebben gelaten dan gebeurd zou zijn met een retrospectieve bouwstijl. Wie de oude kaarten van Heerlen bekijkt ziet onmiddellijk een cirkelvormige structuur om deze kerk. Je hoeft geen historicus te zijn om daarin de vormen van een fortificatie, met walmuren en grachten te herkennen.

Op oude ansichten van 1894 is de Bongerd nog te zien als een waterplas, een overblijfsel van de gracht die het oude fort omgaf. Bij de bouw van het Glaspaleis kwam de massieve ringmuur te voorschijn. Peutz durfde het niet aan de ene helft van het gebouw op de stevige grond binnen de muren te plaatsen en het ander deel op de slappe grond van de gracht buiten de muren. Hij groef het geheel dieper uit naar gelijkmatige grondlagen en zo kreeg warenhuis Schunck extra kelderruimte. De auteurs van het Glaspaleis gingen dus niet uit van het middeleeuwse verleden. Ook later wilde men breken met de geclusterde kleinschalige bebouwing uit het verleden. De luchtfoto’s van begin jaren ‘70 laten een groot plateau zien, begrensd door nieuwe muren ter plaatse van de historische omwalling met een al bijna vrijstaande Sint Pancratiuskerk (6) en een geheel vrijstaand Glaspaleis.

Bron: Rijckheyt.nl | Bongerd. Links de St.Pancratiuskerk. Rechts het Glaspaleis. Op de voorgrond de in 1968 gebouwde muur rond het Kerkplein.
Bron: Rijckheyt.nl | Bongerd. Links de St.Pancratiuskerk. Rechts het Glaspaleis. Op de voorgrond de in 1968 gebouwde muur rond het Kerkplein.

Ton van Mastrigt

Ing. A.E.F. van Mastrigt, (Valkenburg-Houthem,1944) studeerde architectuur aan de Limburgse Academie van Bouwkunst te Maastricht. Hij is stedenbouwkundige en was werkzaam als hoofd ruimtelijke ordening en stadsbouwmeester te Heerlen. Momenteel is hij verbonden aan SCHUNCK* een multidisciplinaire culturele instelling, gespecialiseerd in Moderniteit en Urban-Culture in de internationale hedendaagse kunst en cultuur. Ton van Mastrigt is lid van welstandscommissie in het district Midden-Limburg en woont in Heerlen.

2 gedachten over “Oog voor detail: Het Glaspaleis SCHUNCK*”

  1. Voor mij is het verhaal van het uitzicht vanaf de »daktuin«, zoals wij het penthouse van onze opa en oma Schunck noemden, natuurlijk heel herkenbaar. Door de bouw van het filmhuis is daar jammer genoeg niets van overgebleven behalve de erker, waar onze grootouders meestal zaten. Er had toch vast een andere plek voor het filmhuis gevonden kunnen worden? Maar het is nu te laat en we gaan door met andere dingen te vernielen, waarvan een latere generatie dan zal zeggen: »Hoe konden ze toch?« Bijna was het met het hele Glaspaleis zo afgelopen, dus moeten we maar blij zijn, dat er nog zoveel van over is.

  2. “De jongens van het Glaspaleis” is een roman van Jos Bours die in april 2014 zal verschijnen bij Uitgeverij TIC te Maastricht.

    Een Limburgs dorpje aan het begin van de vijftiger jaren. Drie broertjes komen in een nachtmerrie terecht als hun vader plotseling overlijdt en moeder kort daarna haar eigen dodenadvertentie in de krant plaatst. Jote, Nate en Miele zijn dan 6, 5 en 2 jaar. Onmiddellijk grijpt de familie van de moeder in. De jongetjes worden tijdens een familieberaad onder ooms en tantes verdeeld, van hun bed gelicht en meegenomen. We volgen de verweesde broertjes en hun grillige ontwikkeling binnen een gesloten katholieke enclave in de mijnstreek. Waar ze hun weg moeten vinden tussen merkwaardige, soms aardige, soms boosaardige, maar immer onberekenbare volwassenen met onbegrijpelijke codes en taboes.
    Als Jote 18 is, sterft hun moeder echt. Onmiddellijk haalt hij zijn broers terug in het ouderlijk huis. Daar ontstaat een raadselachtige mannelijk samenlevingsverband. Tien jaar later brengt Miele op een zomermiddag een vrouw ‘van buiten’ het huis binnen. Dan verandert alles. Het lukt de daadkrachtige, maar kwetsbare Jote, de creatieve maar schuchtere Nate en de aardse maar onvoorspelbare Miele steeds minder om hun innerlijke conflicten buiten te houden. Er komen confrontaties, er volgen crises.
    Stap voor stap dringt de lezer een merkwaardige mannenwereld binnen. Wat begint als een realistisch, smartelijk maar humorvol verteld verhaal ontwikkelt zich tot een innerlijke zwerftocht vol magische elementen. Met op de achtergrond de (snel veranderende) sociale omgeving van de Limburgse mijnstreek. Symbool daarvoor is het Glaspaleis.

    Jote, Miele & Nate is een roman over verweesdheid en verlatenheid, een zoektocht naar eigenheid, naar het verschil tussen buiten en binnen, onder en boven, donker en licht, dood en leven, beklemming en bevrijding. Het verhaal wordt verteld als een middeleeuws schilderij.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.