Bron: Rijckheyt.nl | Meezenbroek 1948

De rode kolonie

“Mijn collega Hans Bilo bevestigt wat ik al vaker gehoord heb: “Met die van de Meezenbroek mochten we niet spelen, want dat waren de rooien.” Wat Hans zich als kind daarbij voorstelde hield het midden tussen gevaarlijk en asociaal, in ieder geval goddeloos.”

Bron: Rijckheyt.nl | Meezenbroek 1948
Bron: Rijckheyt.nl | Meezenbroek 1948

Begin twintigste eeuw waren er veel arbeiders nodig in de zich sterk ontwikkelende Zuid-Limburgse steenkolenmijnbouw. Ook werkzoekenden uit andere Nederlandse provincies – vooral uit Drenthe, Groningen en Friesland trokken naar het zuiden van het land. De bevolking van de Mijnstreek groeide explosief. De komst van al die “vreemdelingen”, waaronder veel protestanten, socialisten en communisten, zorgde voor grote veranderingen in de plaatselijke gemeenschappen. Katholieke geestelijken en plaatselijke gezagsdragers vreesden een snel verval van de vertrouwde Limburgse samenleving. Een “tegenoffensief” moest ingezet worden, onder meer door katholieke woningbouwverenigingen en arbeidersverenigingen op te richten.

De niet-katholieken kwamen moeilijk aan een woning. Voor socialisten en communisten was de arbeidsplaats hoogst onzeker, vooral tijdens de crisisjaren. Mijndirecties maakten van de depressie gebruik om minder gewenste arbeiders kwijt te raken. De opstandige en strijdbare communisten werden vaak als eersten ontslagen. De kolonie Meezenbroek, een arbeiderswijk op enkele kilometers van het centrum van Heerlen, groeide desondanks uit tot een “door god verlaten dorp”; een wijk waarin veel socialisten en communisten woonden. Zij vormden kleine, maar hechte gemeenschappen; “rode families”. Zij steunden elkaar in voor- en tegenspoed.

Bron: Rijckheyt.nl | Meezenbroeker vijver schaatsen
Bron: Rijckheyt.nl | Meezenbroeker vijver schaatsen

Albert Potze
Communist van het eerste uur was Albert Potze (1898-1988), zoon van een Groningse ongehuwde moeder. De vermoedelijke vader, boerenknecht en vechtersbaas, was bij een gewelddadig treffen door vier jongemannen doodgeknuppeld. Kleine Albert kreeg zijn achternaam mee van zijn tweede vader. Hij werd getroffen door de sociale ellende op het Groningse platteland en sloot zich aan bij de Communistische Partij Holland (CPH, later CPN). In 1920 vestigde Potze zich in Meezenbroek. Hij werd houwer bij de Staatsmijn Emma. Als overtuigd communist probeerde hij zoveel mogelijk aanhangers te winnen, bijvoorbeeld door het verspreiden van communistische lectuur, hetgeen streng verboden was.

Potze werd scherp in de gaten gehouden door de (mijn)politie. Nederlandse douaniers weigerden bij De Locht om hem de grens naar Aken te laten passeren. Hij wist toch een zekere aanhang te verwerven omdat hij goed van de tongriem gesneden was en een scherpe pen hanteerde. In 1935 werd Potze het eerste communistische gemeenteraadslid van Heerlen. Vooral veel mensen uit Meezenbroek hadden op hem gestemd.

Martin

Martin is al jaren geschiedenisdocent aan het BernardinusCollege. Tevens is Martin actief binnen diverse historische organisaties en initiatieven als o.a. LGOG en 'Het Land van Herle'. Daarnaast is hij ook actief als bestuurder in het bibliotheekwezen.

8 gedachten over “De rode kolonie”

  1. Hallo Martin,

    Dank dat je gebruik hebt gemaakt van mijn artikel over Albert Potze (Land van Herle, 2014-1).

    Met vriendelijke groet,

    Marcel Krutzen

  2. Jammer dat “de rode kolonie” nog steeds in de sfeer van het Communisme wordt getrokken. Dit beeld klopt niet.

    Mijn vader zei vroeger heel vaak: zegt nooit dat je een socialist/sociaal-democraat bent, want dan denken ze dat je een communist bent. Het verschil?
    Een communist wil de revolutie en de dictatuur van het proletariaat. Alle heil komt van de overheid met socialistische planning en sturing. Sociaal-democraten zijn overtuigde democraten en geloven in geleidelijke vooruitgang. Overheid, werkgevers en werknemers werken samen, ondanks belangentegenstellingen.
    Nu zijn we honderd jaar verder en weten we dat de ene economische crisis de andere niet is. To be or not to be, that is the question.

    Als het over Meezenbroek gaat, vergeet Wim Thomassen dan niet, burgemeester van Rotterdam van 1965-1974, maar die als onderwijzer is begonnen aan de Neutrale Volksschool van 1932 tot 1936.
    Hij was tweede secretaris van de Sociaal Democratische Arbeider Partij (SDAP) afdeling Hoensbroek, van 1932 tot 1933, en lid bestuur SDAP afdeling Heerlen, van 1933 tot 1935.

    http://www.parlement.com/id/vg09llaihvya/w_wim_thomassen

  3. Ik meen mij ook nog te herinneren dat de historicus Jan Romein (1893-1962) in zijn jonge jaren als onderwijzer verbonden is geweest aan de Neutrale Volksschool. Hij was getrouwd met Annie Romein-Verschoor, historicus en auteur van de schitterende boeken “Omzien in verwondering” en “Erflaters van onze beschaving”. Leesvoer voor Linkse mensen die hun eigen geschiedenis willen begrijpen, maar niet alleen voor hen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.