Een duit in het verhalenzakje over de Benzenraderweg

‘Ik doe een duit in het verhalenzakje vanaf de Benzenraderweg 201,’ reageerde John Hawinkels recent toen hij het verhaal ‘Mijn jeugd op de Benzenraderweg’, dat Wim Jongen in 2011 schreef, las. ‘Wat hogerop dus!’ Zijn nieuwe verhaal vind je hier.

  • Door John Hawinkels

‘Ook ik verhuisde van de Aloysiusschool naar de Tarcisiusschool vanuit de 3e klas bij meester Op het veld. Ik liet meester Döll van de eerste klas en juffrouw Tempelman van klas 2 graag achter me…

Als het over Schoenmakers gaat, herinner ik mij dat mijn vader een grote zwarte Opel Kapitein van Schoenmakers kocht. Beest van ’n auto voor een zestienjarige… Mijn vader had een klein metaalbedrijfje en was lang niet altijd in de gelegenheid zelf een bestelling op te halen of weg te brengen. Eerder kocht hij een Peugeot 203 van meester Poik. Een grote, statige man die naast zijn Peugeot een áltijd voor de deur staande prachtige groene fiets had. Hij woonde wat verder weg tussen de Welterlaan en de Meikers. Mijn moeder kocht bij de Meikers met z’n mooie gevel dikwijls groente én de nog niet lang op de markt zijnde grote flessen Spa. Bloemen kwamen van Erven op de hoek van de Benzenraderweg en de Bekkerweg en ons brood van bakker Bunting, pal naast ons huis. Wie heeft Paultje Bunting immers niet gekend…?

Luchtopname van de Benzenraderweg in de wijk Benzenrade, 1962

De familie Bardoul is mij zeer bekend. Ik had ooit nog les van vader Bardoel. Staatsinrichting, als ik het goed heb. Vlak bij de familie Bardoel woonde een zekere Gerrie, een lange knul die mij ooit een geweldige dreun met zijn rolschaats verkocht. Nooit geweten waarom, maar de jongen had een bijnaam die sterke overeenkomsten had met die van de man die niet heel lang daarvoor veel wereldleed had veroorzaakt.

Afijn, machtige tijd van 1945 tot 1970 aan de Benzenraderweg. Pal tegenover het voetbalveld, dicht bij de Sint Hubertus verkennersgroep, vlak bij het Benzenraderbosje en de slee-genieke Bende, waar ik overigens regelmatig last had van de Rooie van Welten. In de winter stoof er geregeld een van Van Well en Goerke geleende motorkap, voorzien van diens berijders, van boven naar beneden. Spiek was overbekend van zijn dropsoldaatjes en suikerpapier. De Benzenraderweg was een prachtige uitvalbasis voor het Bekkerveld, voor Benzenrade en Welten, voor avontuurlijk Putberg met z’n Kalkovens en het in aanbouw zijnde Heezer- en Aarveld en natuurlijk – in latere jaren was er het – het weekendrondje Saroleastraat- Oranje Nassaustraat.’

Overigens, John schrijft op dit moment aan de geschiedenis van zijn ouderlijk huis op 201 (1943-1980).
Als er iemand iets van dat huis weet, dan is elk reactie hieronder volgens John ‘erg welkom’.


– Lees hier het verhaal ‘Mijn jeugd op de Benzenraderweg’ van Wim Jongen.

Ingezonden verhaal

Als lezer van HeerlenVertelt.nl zal het vaak voorkomen dat u gebeurtenissen, locaties of gebouwen herkent. Wanneer u graag zelf een verhaal hierover wilt schrijven en insturen kan dit natuurlijk!

2 gedachten over “Een duit in het verhalenzakje over de Benzenraderweg”

  1. In aanvulling op ‘een duit….’ nog even naar het Heeserveld in aanbouw.

    ‘Van voetbalveld naar Heeserveld’
    Moet ergens al in de 50-tiger jaren zijn geweest dat een aanvang werd gemaakt met de bebouwing van het Heeserveld. Tijdens de bouw van de flatgebouwen en de aanleg van de straten spookten we daar heel wat uit. Écht jongenswerk!
    Op de Benzenraderweg, ongeveer achter de alleenstaande woning van de baas van het carrosseriebedrijf verderop, lag het voetbalveld. Een grote stalen poort tegenover de familie Widdershoven gaf toegang tot het veld. Of de club toen al ‘Bekkerveld’ heette, weet ik niet, maar in het weekend waren wij daar altijd te vinden. De man die de lijnen trok heette Buïnk. Een norse man van ’n jaar of 5. Hij stuurde zijn kalkkar met grote precisie, wekelijks over het grasveld. Het ging hem niet gemakkelijk af. Ik hoorde hem mopperen tijdens het werk. De man leek geen vriend van de spelers, noch van het schaarse publiek. Hij bewaakte veld en orde. Diezelfde Buïnk kwam ik- en ik niet alleen- in het in aanbouw zijnde Heeserveld tegen. Hij verruilde ‘Bekkerveld’ voor ‘Heeserveld’. Hij vervulde daar de rol van oppasser, een titel die ontzag inboezemde. Ik was bang voor de man die ‘achter je aankwam’ als hij daartoe aanleiding zag.

    Wij bouwden hutten, onder en bóven de grond. De benodigde planken en stenen haalden we van de steigers rond de in aanbouw zijnde flatgebouwen. Eerst haalden we de keurig voor de metselaars klaargezette stapel bakstenen weg en daarna de steigerplanken. We verdeelden, net als in de échte bouw de taken van het bouwteam en ik werd aangewezen om bakstenen op te halen.
    Het was zaterdag. Thuis vond ik een oude kinderwagen en daarmee trok ik naar de Van Weerden Poelmanstraat in eerste aanleg. Het regende een beetje. De wegen waren nog niet verhard en ik ploeterde de kinderwagen naar een plek flink ver weg van de burgemeester Wassinkstraat. Buïnk zou mij niet gemakkelijk vinden, dacht ik…
    Uitgeput, maar trots klom ik veel later de laatste keer naar beneden en probeerde de wagen weg te duwen. Ik was alleen. De wagen was door het gewicht diep in de modder gezakt en het kostte me veel moeite het gevaarte in beweging te krijgen. Nog maar net onderweg met mijn vracht, hoorde ik Buïnk achter me. Hij schreeuwde vanaf afstand dat ik moest blijven staan. Dat was ik niet van plan dus. Ik duwde uit alle macht tegen de stang ter hoogte van mijn kin en rende nu met mijn vracht over de modderweg. Ik zat al flink onder de modder en toen het gevaarte in een diepe kuil tot stilstand kwam en ik een vreselijke dreun tegen mijn keel kreeg, hoorde ik Buïnk hijgend vloeken vlak achter mij. De dreigende oppasser en de pijn in mijn keel voelde als mijn laatste uur. Ik liet de kar met stenen voor wat hij was en rende zo hard als ik kon naar de achteringang van ons huis aan de Eurenderweg. Eenmaal binnen deed ik de poort op slot. Toen ik op adem was gekomen vertelde ik – bijna – het hele verhaal en kreeg op m’n kop. Mijn moeder ontfermde zich vervolgens over mijn kleren en mijn vader over mijn keel. Over de kinderwagen deed ik geen mededeling.
    De dag erna, op zondagmiddag vlak voordat we naar het voetballen wilden gaan ging de voordeurbel. Er stond een norse man met vriendelijke bui voor de deur. Buïnk! Hij vroeg of mijn ouders de kinderwagen nog terug wilde hebben..

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.