Bron: Privécollectie

Drie juli (3)

De kersenboom zit aan de zonkant al vol met rijpe zwarte kersen. Ze schitteren in de zon, de merels zien het ook. Straks gaat een van de jongens met een mandje naar boven, hij zal de rijpste plukken en van de lekkerste de pit laten vallen.

Dit is deel 3 van het drieluik “Drie juli“.

Bron: Privécollectie
Bron: Privécollectie

De eierpruimen aan het boompje met de harsknobbels, tussen de slamkoel en het kippenhok, zijn nog bij lange na niet rijp, ze zijn ook nog niet prachtig paars en berijpt. De kippen zijn er nog, maar niet lang meer. De boerenvrouw uit Huls, die op dinsdag haar waren slijt op de markt, komt al ’s morgens vroeg aan om veertig eieren achter te laten voor één gulden. Hoeveel kosten die punten geurige boter? Met het aardappelmesje peutert ze het pas ingevoerde belastingzegeltje uit de boter, vouwt het in een stukje krant en bergt het op haar boezem, veilig voor de crisiscontroleurs.

Een waar paradijs is de tuin. Al die groenen, jong en fris, licht of donker: sla, spinazie, worteltjes, selderij, prei, rooie bietjes, rooie uien. De gele boterboontjes beginnen al zichtbaar te worden en de augurken bloeien. Rondom de bak staan de geurige kruiden: het bonenkruid, de kervel, tijm. Zuring heeft geen sterke geur, wel de hoge dille en maggiplant. Achter de tuin begint de korenakker. Als Sjors straks gaat zichten, hoor je hem plotseling een litanie godvers uitstoten en wegvluchten. Dan heeft ie z’n zicht gedreven in een hoop bebroede, rotte eieren, die buurman Smit –ik schup je de konten in!– daar heeft neergegooid.

Onderhandelen met vakbonden
Frans is eenenveertig en Mai zevenendertig, ze hebben het allemaal voor mekaar. Ze genieten van huis en tuin, ze kunnen op tijd aflossen en de kinderen fatsoenlijk grootbrengen, maar er is geen geld voor fratsen en trouwens ook geen geduld. Ze kunnen hun kinderen geven waar zij vroeger niet aan toe gekomen zijn en zijn daar trots op en dankbaar om. Ze zullen aandacht blijven besteden aan familieleden die door het lot getroffen worden en helpen waarmee ze kunnen. Maar ze moeten goed uitkijken en elke cent omdraaien alvorens hem uit te geven. Er is veel bereikt voor de arbeider, de achturendag is gewoon geworden, de werkgevers, ook de overheid, onderhandelen met de vakbonden en daar is het NVV de machtigste van, daar kan geen pastoor of dominee iets aan verhelpen. Die crisis maakt veel vragen los en het is duidelijk dat de bond belangrijk blijft en dat 1 mei demonstratief gevierd moet blijven. En Mai is het daar helemaal mee eens, wat haar familie ook zegt.

Zorgen genoeg op komst
Vier zonen die over een jaar of drie aan het werk willen, hoe moet dat in een groeiende werkloosheid? Dat probleem is veel moeilijker en gevaarlijker dan de verschillen tussen de karakters. Maar ook die zijn er. Als de een trots zingt: ‘Wij zijn de jonge garde…’ valt de ander in: ‘het schorem van de straat’. Bonje dus, waarbij de kleintjes wezenloos toekijken. De derde haalt z’n schouders op voor zo’n flauwe kul. Leven doe je toch buiten in de natuur? Met je makkers, alleen moet die knipoog Schlicher zich niet overal mee bemoeien. En Jan de visser, met z’n zwarte manchester pak, die weet alles van vissen, daar leer je nog ’s wat van. En de volgende, op eigen verzoek kaal geknipt, banjert met vriend Guus door de velden. Alleen vreselijk dat ie soms dat jongere scharminkel mee moet zeulen. Het eerste meisje, Paps oogappel, is genoemd naar z’n moeder, die stierf toen hij zeven was. En de jongste…

Bron: Privécollectie
Bron: Privécollectie

In huis is ’t gezellig. De radio brengt der Tunnes en der Sjeel, De Stem des Volks, tante Sarov, Ome Keesje, de zesdaagse en Han Hollander. Daarnaast de luie stoel waarin Pap na den eten een uulke vangt. Aan de muur hangen daar bruine foto’s met vage vrouwenfiguren, een pijpenrekje met ‘Een tevreden roker is geen onruststoker’ en aan een heel klein kettinkje een troffeltje met een zwart handvat en een blank blad waarop een rode vlam. In een andere hoek staat een boekenkastje waarin zichtbaar progressieve ARBO-boeken en onzichtbaar boeken die niet voor kinderogen bestemd zijn. Er staat ook het verzamelde werk van Emile Zola en het belangrijkste boek: ‘Van het westelijk front geen nieuws”. Daarin wordt met de oudste jongens gelezen. Tenminste, totdat, nou ja.

De jongens gaan, als weinig leeftijdgenoten, nog steeds naar school. Op de Ambachtschool hebben ze het goed getroffen: een opgewekte sfeer, er heerst discipline en er wordt gewerkt en ieder kan resultaten laten zien op rollen dik tekenpapier en wijzen naar het schap, dat Pap gemaakt heeft. De rijkskweekschool is anders: benepen kleinburgerlijk, vol rooms venijn. En dat heet rijkskweekschool. Als je na vijftig jaar het gedenkboek leest, slaat je de walm van stompzinnigheid en lafheid tegemoet.

Pap verzoolt zelf de schoenen, met veel tegenzin, toewijding en vakmanschap. Want wie van zijn nazaten en wie van de schoenmakers van vijftig jaar later kan leren zolen naar de regels van de kunst ‘pennen’? Hij kapt ook zelf. Als je dat zou filmen, zouden vijftig, zestig jaar later de toeschouwers onmiddellijk zien dat dit stukken zijn uit films van de Dikke en de Dunne of van Charley Chaplin. Je lacht je rot als je er naar kijkt, maar als je zelf het laken om je schouders krijgt…

De tuin en het land kunnen meer opbrengen nu de jongens groot zijn. Er wordt meer grond met aardappels bepoot en over een paar jaar zal de timmerman met de kraakstem een driehoekige eg van beukenhout maken, want die jongens zijn toch beresterk. En een prachtige kruiwagen, die zo’n twintig jaar mee zal gaan. Als experiment wordt in een nazomer een kuil gegraven, waarin het bittere brussels lof gekweekt wordt. De wortels worden geplant in de broeiende paardenmest van Dietzebacher en afgedekt met stro en grond. Er wordt gesproken over fruitboompjes, bewaarappels en grote, sappige peren.

Bron: Privécollectie
Bron: Privécollectie

Maandag wasdag!
De wasketel staat te pruttelen op het fornuis en wordt naar de wasmachine gesjouwd en daarin leeggekieperd. Uit de houten kuip stijgt de damp met z’n nare geur. Het deksel gaat dicht en de was wordt geslagen: om de beurt tien minuten de stok heen en weer bewegen die uit de tandwielkast op het deksel steekt. De was doen is niet alleen een ingewikkeld gedoe waarbij je aan van alles moet denken, het is ook zwaar werk. Elk stuk moet met de hand geschrobd en nagekeken worden, dan uitgewrongen en in de grote teil met spoelwater gegooid. Het wordt nog ’s gespoeld en dan in het blauwsel, uitgewrongen, en in de tenen mand om keurig in het gelid aan de waslijn gehangen te worden. Na de witte was, komt de bonte was aan de beurt en daarna de overalls van de jongens, want die zien er soms uit… Ze krijgen een extra beurt, uitgespreid op het plaatsje, met een harde borstel en groene zeep. Wat ruikt de was heerlijk als ie tenslotte binnengehaald wordt!

De slamkoel is bijna leeg. Straks komt Sjeng Maas een kar slam brengen. Het paard  heeft prachtig tuig, beslagen met altijd blinkend gepoetst messing, aan weerszijden van de haam klinken rijen bellen. Sjeng loopt trots en onafhankelijk naast de kop van het zware paard, de smik ritmisch over z’n schouder bewegend. Daar slaat ie nooit mee, maar soms laat ie hem, in één beweging, vijf, zes keer knallen. Voor hij de kar laat kiepen, gooit ie eerst een zak zaagsel op de grond, dat hoort zo. Ook de jongens doen eerst zaagsel en krullen in de zwarte kruiwagen die ze geleend hebben. Ze sjouwen een gevulde kruiwagen tot de rand van de slamput en kiepen hem dan leeg. Het is zwaar werk, ze hebben een rooie kop en zweten als een paard.

Scheuren in de muur
Het wordt tijd dat de koel de scheuren komt maken. Vooral boven zijn een paar flinke. Als de hele buurt z’n muren goed nakijkt en dan met z’n allen blijft klagen, dan komen ze wel. Kijk maar naar de Heerlerbaan: daar is een hele rij huizen onbewoonbaar geworden en de koel moest daar voor opdraaien. Ze zullen nu wel beter uitkijken. Er loopt, zeggen mensen die het weten kunnen, een grote gang onder de buurt door, richting… Wat was het ook weer, Simpelveld? Nou ja, wat doet ’t er toe.

Bron: Privécollectie
Bron: Privécollectie

’t Duurt even, een jaar of wat, maar dan komt de koel. Kamer voor kamer wordt onderhanden genomen. Eerst de metselaar, dan de stukadoor. Die komt uit Booches, kalk-a-gen-boksj. Het is een oudere man, kan smoelen trekken, praat aan één stuk onverstaanbaar en doet kunstjes, hij is op de türnverein. Dan de timmermannen, die moderne plafonds van zachtboard maken op een raamwerk van latten. Dan de behangers en schilders. De opzichter die telkens komt overleggen en kijken, heeft een leren jas en pet en rijdt op een zware motor. Als alles er weer netjes uitziet, en heel modern, wordt erbij gezegd, moeten alleen nog twee slaapkamers afgeschilderd worden. Dat doet Roedie, die alléén werkt, een ernstige jongen, die z’n boterhammen ingepakt worden in de Aachener Volkszeitung. Op een dag is hij helemaal overstuur. Leest hij hier in de Zeitung dat de Führer in Aachen geweest is! En hij heeft er helemaal niets van geweten! Als iemand hem maar gewaarschuwd had, dan was ie z’n Führer een Gruss gaan brengen.

Over een paar jaar… nee, niks over een paar jaar. Nu, vandaag, daar moeten we het over hebben, vandaag drie juli negentienhonderdvierendertig. Kijk maar ’s wat daar gebeurt op het achterplaatsje onder de kersenboom in de zon.

Op een klein tafeltje staat, overgoten van zonlicht, een blauw geëmailleerd kroesje met limonade en een blauw geëmailleerd bordje met een stukje vla. Op het stoeltje ervoor zit een kleutertje met zon in haar blonde krullen, in haar ogen een lach, en aan ieder oor een tweeling zwarte kersen. Ze neemt een hap van de vla en drinkt een paar slokken en lacht ondertussen haar ouders, zus en broers toe, die vertederd toekijken. Ze neemt nog een slokje limonade, gaat overeind staan, klapt in d’r handjes en roept:
DEI LULIE, DEI JAOR !

Ingezonden verhaal

Als lezer van HeerlenVertelt.nl zal het vaak voorkomen dat u gebeurtenissen, locaties of gebouwen herkent. Wanneer u graag zelf een verhaal hierover wilt schrijven en insturen kan dit natuurlijk!

One thought to “Drie juli (3)”

  1. aandachtig deze 3 delen gelezen en met nog meer aandacht de foto’s bekeken van mijn grootouders , vader, ooms en tantes.

    en de herkenning van dingen die beschreven werden over de tuin of in huis want die waren na al die jaren soms nog onverandert.

    ook wij als kleinkinderen storm zouden nog pagina’s vol kunnen schrijven over benzeraderweg 210 wat we daar allemaal beleeft en uitgespookt hebben.

    een ding is zeker in onze herinneringen was het altijd een fijne en warme plek om te zijn.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.