Bron: Rijckheyt.nl | Mevrouw Swinkels in haar kruidenierswinkel.

Een gedegen voorbereiding op een lange koude winter

Behalve de winkel van Souren was er o.a ook de kruidenierszaak van Den Held in de Karel Van Den Oeverstraat, de Magneet op de hoek Joost Van Vondelstraat/Kerkraderweg en de zaak van Swinkels aan de Kerkraderweg. Hier kon je bijna letterlijk alles kopen. De volgende in die tijd populaire tekst was op deze winkel dan ook alleszins van toepassing: ” in de winkel van Sinkel is van alles te koop: hoeden en petten en damescorsetten, drop om te snoepen en pillen om te poepen”.

Dit verhaal is onderdeel van een serie verhalen over het Dr. Schaepmanplein op de Molenberg.

Bron: Rijckheyt.nl | Mevrouw Swinkels in haar kruidenierswinkel.
Bron: Rijckheyt.nl | Mevrouw Swinkels in haar kruidenierswinkel.

Hetgeen je in deze winkels niet kon kopen werd door venters aan de deur verkocht. De groenteboer kwam met zijn groenten en fruit, bij de bakker kreeg je brood en broodjes en heerlijke koekjes. Bij ons kwam bakker Frietz, helemaal met paard en wagen vanuit Eys!

Dat paard wist precies de route naar de klanten. Als Frietz ergens brood had bezorgd dan riep hij het paard en dat liep vervolgens naar de volgende klant en bleef daar staan. Als Frietz bij ons was aangekomen ging hij altijd bij Ma koffiedrinken. Soms maakte ik dan van de gelegenheid gebruik om snel even stiekem een broodje uit de bakkerswagen te jatten. Rotstreek hé? Als ik het binnen had gevraagd dan had ik het ook gekregen maar omdat het was gepikt smaakte het net even iets lekkerder.

Onze melkboer, Mai, had ook van alles op zijn wagen: melk natuurlijk maar ook boter, yoghurt, karnemelk, en pudding. Zijn producten haalde hij bij de “melkfabriek” aan de Eurenderweg. Nooit gesnapt overigens waarom ze dat geval melkfabriek noemden. Melk komt toch van de koe, of zou dat toen anders zijn geweest? Zal wel niet hé? De truc van een melkboer was om 100 liter melk in te kopen en er 110 te verkopen. Winst: 10 liter melk. Wonderbare melkvermenigvuldiging? Nee, veel simpeler. De melkboer deed 10 liter water bij de melk en hupsakee, de eerste dagwinst was binnen. Het viel amper op maar bij mijn moeder en sommige andere wakkere dames ging die vlieger niet op. Ze zagen aan de kleur dat er was gerommeld. De melkboer kreeg dan te horen: “haste werm mit de milk gesjoemeld, kiek ‘ns wie blauw dat ze is”. Daarna was de venter ( meestal) iets voorzichtiger!

Bron: Rijckheyt.nl | Eurenderweg. Melkfabriek De Mijnstreek.
Bron: Rijckheyt.nl | Eurenderweg. Melkfabriek De Mijnstreek.

Zo ging het ook met de kolenboer.
Voordat het winter werd bezorgde hij de wintervoorraad kolen, anthraciet en eierkolen. Hij sjouwde de zware zakken met kolen vanaf zijn rode Opel Blitz richting klant. Bijna iedereen had achter het huis een groot kolenhok waar de kolen in werden gekieperd. Ik moest op wacht staan en het aantal zakken tellen die werden geleverd zodat de zaak niet kon worden geflest.

Vervolgens werd er een paar kub hout afgeleverd; als ik mij goed herinner kwam dat van de mijn.
Het waren stukken van bomen die in de “koel” werden gebruikt om de peilers te stutten. Ze werden op de mijn in handzame stukken gezaagd, de z.g. “knutschen”. Die werden dan thuis gekapt tot aanmaakhoutjes voor kachel en fornuis. Omdat die houtjes nogal vochtig waren moesten ze een bepaalde tijd in de ovenruimte van het fornuis worden gedroogd. Het gebeurde wel eens dat je ze te lang uit het oog verloor en dan vloog de hele zooi in de fik. Trammelant in de keuken!

Toch was men in het algemeen met dit soort zaken voorzichtig, want onoplettendheid kostte je centen en die waren kostbaar. Als het even kon werd er niets zomaar weggegooid. Klein voorbeeld: als de kachel of fornuis werd schoongemaakt, dan werden de verbrandingsresten van de kolen, “de kreien”, gebruikt als het had gesneeuwd. Je strooide as en kolenresten over de stoep of tuinpad. (goedkope gladheidsbestrijding).

Voor de mijnwerkers onder de pleinbewoners was de bevoorading met kolen iets anders. Die kregen “deputaatkolen”; een klein gedeelte van hun loon werd in natura (kolen) uitbetaald, hetgeen voor hen een stuk goedkoper was. De koelpieten zaten er dus letterlijk heel warmpjes bij. Een koelpiet die het thuis koud had was even zeldzaam als een schaap met 5 poten!

De volgende leverancier was de aardappelboer uit Heerlerbaan. Die kwam ook in de herfst de wintervoorraad aardappelen brengen. Pa had in de kelder een grote houten bak getimmerd waar de piepers laagje voor laagje in werden gelegd. Tussen elk laagje kwam een bepaald soort poeder dat moest voorkomen dat de aardappelen gingen uitlopen, het z.g. “schieten”. Ook werd er een lading appels op planken gelegd. Al met al een mooi gezicht in die kelder: aardappelen voor de hele winter, ingemaakte groenten en fruit en appels op planken langs de muren. Laat nu de winter maar komen! Toch wel een dure voorbereiding op een lange koude winter.

Ton

Ton Otten is in 1946 op de Molenberg geboren. Na 6 jaar Broederschool heeft hij 4 jaren op de St.Henricusmulo gezeten. Daarna ben is Ton naar de Luchtmachtkaderschool in Arnhem gegaan waar hij na een opleiding van 27 maanden bevorderd werd tot sergeant. Na op diverse Nederlandse vliegvelden te zijn gelegerd heeft Ton de dienst na bijna 7 jaren verlaten. Het ABP werd in 1970 zijn nieuwe werkgever, eerst in Den Haag en in 1972 in Heerlen. Daar heeft hij tot 2002 gewerkt. Toen kwam Ton in de WAO. Sindsdien houdt hij zich bezig met het repareren van klokken en met het schrijven van korte verhalen en gedichten, het liefst in het "plat". Het schrijven voor "Heerlen Vertelt" ziet hij als een leuke mogelijkheid om een steentje bij te dragen aan het doorgeven van een stukje geschiedenis aan jong en oud.

34 gedachten over “Een gedegen voorbereiding op een lange koude winter”

  1. Ja, zo was dat Ton!
    We hadden op de Molenberg volgens mij in de jaren ’50 ook nog iemand die niets kwam brengen, maar halen.
    Een houten karretje, getrokken door een pony, en meestal rijk gevuld met vodden, trok door de straten.
    Aan achterrand van de kar waren kleurige speelgoedjes uitgestald in kartonnen schoendozen; de beloning voor door ons aangedragen (soms zonder ouderlijke toestemming) lappen.
    Daarachter liep een kleine gezette donkere man:
    “He(y) loemele(y)…. oud ijzer, konijnevelle!!!
    Ja hoor, woensdagmiddag, loemeleboer “Borghans”, de kindervriend, is weer “on tour”!
    Moeders, probeer dan je grut maar eens binnen te houden…

  2. ja Bertje, die Dikke Borghans he. Wat waren we toch blij met een molentje of een ander onbenullig kleinigheidje. Kun je nagaan hoe weinig we gewend waren. Maar de lol was er niet minder om! Groetjes. Ton.

  3. Natuurlijk reageer ik, die vroeger Bertie heette, hier ook op want Borghans, die wij de “loemelepiet” noemden, trok ook bij ons door de straat. De dikke was wel zo slim om zijn handel onder een kleed af te dekken zodat niemand kon zien wat hij zoal ophaalde
    (inderdaad ook handel, ingezameld zonder ouderlijke toestemming. Maar die molentjes werkten als een magneet!) Voor zover ik weet kwam hij van Schandelen dus dat paardje heeft heel wat moeten verduren. Probeer maar eens met 1 pk op de Molenberg te komen.

  4. Wat een feest van herkenning, heren. De melkfabriek “De Mijnstreek” was voor mij als klein jongetje vaak een soort tussenstop. Ik herinner me, dat het er altijd heel erg stoomde. Er moest natuurlijk veel schoongemaakt worden. En flink met ijzeren kratten gesjouwd. In die tijd- ik moet onder de tien zijn geweest- vroeg ik vaak “Mam, maag ich mit d’r milkboer mit?” En dat mocht natuurlijk. “D’r Milkboer”, dat was een van de broers Kuypers (?) uit Benzenrade. Ik ging soms de hele route vanaf ons huis mee: Benzenraderweg, Welterlaan, alle straten van de Romeinen in het Aarveld,(ook Oude Lindestraat en Hamerstraat?), Pluymakersstraat, Bekkerveld, Heezerveld. Aan het einde van de route ging ik wel eens mee tot het thuisadres in Benzenrade, vlakbij de kapel en het huis van mijn oom Willem en d’r nonk Arie. Die zaten trouwens vaak, met sigarenstomp, op het bankje in de bocht. Overigens denk ik, dat ik daarna gewoon naar huis liep.
    Ik ging met- toen nog- ijzeren rekje langs de deuren (er konden zes flessen in), ook in de flats op en neer, haalde lege flessen op en bracht de nieuwe, die met die verschillende doppen terug. Volgens mij ging de melkboer met leren tasje alleen nog langs de deur om het geld op te halen. Beloning: Een halve literfles chocolade- of vanillevla uit de flessen met de brede mond. Kinderarbeid ? Het moest niet en ik was tegelijkertijd van de straat en op de straat en je werd er sterk van. Die vla gulpte dan met klokgeluiden naar binnen. Ik nuttigde dat achterin de blauwe VW bus, zittend op de kratten. Er is één keer een fles kapot gevallen omdat ik koude handen had en hij glipte zomaar weg. Ik weet nog waar: Op het bordes van het huis hoek Welterlaan en eerste straat links in het Aarveld in, als je uit het eerste gedeelte Benzenraderweg kwam. Ik schaamde me diep en heb dat gevoel lang gehouden, ik had gefaald. Wat kunnen onbelangrijke dingen op kinderen een grote indruk maken. Het geluid van schuifdeuren van auto’s is nog steeds herkenbaar en ik vond het ook wel ruig om hem zelf open en dicht te kunnen maken.
    Omdat mijn vader koelpiet was, heb ik het thuis inderdaad niet koud gehad. Als de kachel aan was. Daarvoor vond ik de ijsbloemen op ons slaapkamerraam mooi, ’s ochtends. Met de “rook” uit mijn mond liet ik ze smelten en wreef ze met mijn hand weg zodat de blik weer vrij viel op dat fantastische weiland voor ons huis. Dan keek je richting bekkerweg: Klaassen, kortstraat, de garage (Smeets?), Ruys de beerenbroucklaan enz. Beneden zat mijn vader in onderhemd (niet T-shirt, maar singlet (heet dat zo?) meestal na de “Nachtschich” of voor de “Daagdeens”. Die had de kachel dan al aangemaakt en las het “Limburgs Dagblad” en rookte daarbij “Camel”, waarbij hij af en toe korte spuugbewegingen (zonder consumptie) maakte met zijn lippen, of met twee vingers kleine stukjes tabak van zijn tong plukte. Camel, vond ik later, toen ik stiekum uit het slaapkamerraam mijn eerste Everest (11 in een pakje) rookte, was te los gerold.
    Toen de mijnen sloten, moeten veel mensen wanhopig zijn geweest, zoals dat nu weer velen zijn, die op het punt staan hun banen te verliezen. Als ze er nog een hebben.

  5. leuke eactie Wim. Wat dacht je ervan om zelf eens wat te schrijven over het dagelijkse leven in een mijnwerkersgezin? Lijkt me fijn om te lezen. Groetjes. Ton Otten.

  6. Hallo Ton,

    Je bent het” Kostertje” vergeten.
    Er was vroeger een pleintje aan de Kerkraderweg tussen de Joost van Vondelstraat en de Doctor Schaepmanstraat.
    Daar was een winkeltje het “kostertje”.
    Op de hoek Doctor Schaepmanstraat en de hendrik van Veldekestraat waren twee winkels. n.m.l de ODB en een ijzerwarenwinkel.
    Uiteraard waren er nog meer winkels op de Molenberg maar deze als eerste verdwenen.
    mooie jeugd op de Molenberg gehad. Vele herinneringen.
    Ook gevormd ver de rest van mijn leven.
    Ik woon sedert jaren in Amsterdam ZuidOost.
    Groetjes aan al mijn jeugdvrienden uit die tijd.
    Frits hueber

  7. ja Frits, nu je het zegt! Het kostertje herinner ik me nog wel. De O.D.B. En de ijzerwinkel kan ik me niet voor de geest halen. ( ouderdom ?). Bedankt voor de welkome aanvulling. Groetjes. Ton.

  8. In mijn tijd was de winkel van de Held al over genomen door fam Eggen, woonde er 12 huizen naast en de Magneet en Swinkels hebben meer van mijn geld gezien als dat ik dat zelf zag.
    De melkfabriek was inmiddels Campina.
    Heb er als kleine jong,ong 10 jaar wel vaak mee gereden
    op het oh zo bekende melkkarretje.Vandaar meteen maar even een oproep. Wie heeft er behalve de paar op internet foto’s of bouwtekeningen van de oude melkfabriek met name de achterkant om deze op mijn treinenbaan na te bouwen. Mail me maar op fijnaut01@versatel.nl

  9. Bedankt voor de aanvulling Harrie. Zo zie je maar weer dat we samen een vrij compleet beeld van de situatie van zo lang geleden kunnen produceren. Groetjes. Ton

  10. Geweldig, die herinneringen aanHeerlen e.o.!
    Ik woonde in en na de oorlog niet op de Molenberg maar in de Gasthuisstraat, het huis tegenover de ingang/uitgang naast het Sanatorium. Niet zover van de Molenberg, dat wel. Op de Joost van den Vondelstraat zat ongeveer in ’t midden de kolenhandel van Hoenjet. Ook onze kolenboer dus. Omdat de vader waarschijnlijk reeds vroeg overleden was, zette diens vrouw met twee zonen het bedrijf voort, ook en vooral in de praktijk van het transport. Het was een apart type, niet al te groot en redelijk mollig. Als de bodem van ons kolenhok in zicht dreigde te komen, zei mijn moeder – een humoristische vrouw – altijd “Man, je moet Sneeuwwitje bellen”. Men hoeft niet te raden wie zij bedoelde!

    1. hallo Han, met interesse je bijdrage gelezen. Heb je nog foto’s van de omgeving Gasthuisstraat/Voskuilenweg? Ik neem aan dat je vaker de Voskuilenweg opliep en je ‘het zonnige puntje’ herinnert (zie mijn bijdrage hierover. Gr Jan

    2. Voor Jan en Sjaak Hoenjet een vrachtwagen hadden,hadden zij een zwart paard,Tosca heete het dier.Op een goeie Zondagmorgen had Tosca geen zin meer in zijn enge stalletje te staan,toen heeft hij het maar met een paar trappen links en rechts afgebroken en is zo door het tuintje op de Joost van Vondelstraat terecht gekomen ,de mensen die naar de kerk gingen liepen naar links maar Tosca liep naar rechts in richting spoorlijn van de ON2 Wilhelmina mijnen.Ja en wij jongens moesten hulp verlenen aan de kolenboer om Tosca in tevangen anders hadden wij niks meer te stoken gekregen ja h.missen gaf het iedere dag,goed dat die twee broers een vrachtwagen hebben gekregen,Snieders.

  11. hoi Han. Dan zaten er dus twee “sneeuwwitjes” in de J. v. vondelstraat. De andere was kolenboer Pietje Snijders. Een klein maar stevig ventje. Moest ook wel stevig zijn he als je de hele dag meet het snot voor de ogen liep te sjouwen! Groetjes.

    1. Bij Snijders hebben we ook de kolen gehaald. Kwam er zelf vaak. Ze hadden 2 zonen, de jongste Richard was iets ouder dan ik maar dat maakte niets uit.
      Later woonde ze op de kerkraderweg. Weet tot nu toe nog dat ik op mijn communie in ’70 een met afstandskabel bestuurbare auto gekregen en daar mee naar huis gereden, Karel vd oeverstr. Toen ik thuis kwam zat meneer pastoor aan de koffie.
      Grt Rick

    2. Klop Ton.
      Klein, donker en stevig was hij.
      Er werd ook stookolie en petroleum verkocht.
      Maar… hij had ook zijn knechten / sjouwers, zoals o.a dhr. Robroek wonende aan de Hendrik van Veldekestreet.

  12. hoi Rick. Als mijn geheugen me niet in de steek laat woonden jullie op de hoek. Naast jullie huis was de ingang naar het speeltuintje en de achteringang van het lager van de Bouwvereniging. Corrigeer me maar als ik er naast zit. Groetjes. Ton.

  13. Ha Ton, dat klopt. Tot voor kort woonde mijn ouders daar nog steeds. helaas zijn die er nu niet meer.
    Kan me de naam Otten alleen niet herinneren. Gebeurt me toch niet vaak.
    Grt Rick

  14. leuk dat je reageerde Rick. Helaas ken ik je achternaam niet. Als ik die weet kan ik mij voor de geest halen waar jullie hebben gewoond. Groetjes. Ton.

    1. ha Ton
      Achternaam is Fijnaut en we woonde op nr 28.
      Op de andere hoek woont nog steeds Fam.Coevee, dakdekker en schoorsteenveger.Daar was de achteringang van de Bouwvereniging maar ook eerst het
      opslag lager van fam.Coevee.
      Weet je nog steeds niet te plaatsen, sorry.
      grt Rick

      1. Bertus Coevee heb ik eens getroffen op de Vossenkuilenweg ik was op vakancie in 1972 ,ik zei tegen hem heb je het eilig,ja zegde hij ik moet loontuutjes halen op de bank anders hebben mijn mensen niks te eten op Zondag.

  15. Hallo Ton
    In de opsomming van winkeltjes mis ik nog het zaakje op de hoek van de Tollensstraat en de da Costastraat, jaren lang gerund door de fam. Te Locke. Ze verkochten daar sigaretten, snoep enz. Ik weet nog goed dat mijn ouders in de jaren 60 (we hadden zelf nog geen telefoon) daar gingen bellen. Ook konden we er telefoon aannemen. Als we gebeld werden kwam mevr. Te Locke ons halen. Het ijszaakje op het Schaepmanplein en het friethok van de fam.Volbeda op de Joost van den Vondelstraat mis ik nog.

    1. Hallo,

      In de jaren ’50/’60 was er in de Joost van de Vondelstraat ook nog een bibliotheek, de zgn. parochiebibliotheek, die lag zo’n beetje naast de kolenboer, Pietje Snijders. Iets verderop, nog voor de O.D.B., was er volgens mij nog een winkel, ik geloof dat daar textiel verkocht werd. Naast de O.D.B. lag nog een bakkerswinkel.
      Overigens, wat een leuke website. Ik zit al uren te lezen en te kijken. Zelf woonde ik in de jaren ’50/’60 in de Bergstraat.

  16. Klopt Mario. Maar vóór de familie Te Locke werd de sigarenzaak gerund door de familie Van Wersch. ( zie ook mijn artikel ” wie kent de gasmuntmeter nog ” ).
    De bekende familie Volbeda waar ik menig frietje heb gehaald heb ik inderdaad niet vermeld.
    Bedankt vóór de aanvulling!
    Groetjes .Ton.

  17. Mijn complimenten voor de site.
    Zo komen ook mijn herinneringen weer tot leven.

    Zelf ben ik geboren in 1957 in de Potgieterstraat en heb hier mijn eerste 8 levensjaren gewoond. Ook op de Broederschool gezeten.
    Nu woon ik al weer 47 jaar in het Midden-Limburgse.

    Er waren ook winkels in de Potgieterstraat. In het begin was een VIVO
    (het huis met de trapgevel). Op het einde lagen een kruidenier, Lieko genoemd en een slagerij, waar het vlees uit de koelcel werd gehaald en
    voor de klant op een groot houten blok op portie gesneden werd.
    Er was een familierelatie tussen de kruidenier en deze slager, welke weet
    ik helaas niet.
    Verder had de familie Koster een vrieskast aan de Potgieterstraat staan, waar ijs verkocht werd. Een waterijsje was een dubbeltje, voor 20 cent had je een roomijsje. Luxe was al een chocoladeijsje van een kwartje of een Napolitana van 35 cent.

    Met vriendelijke groet,

    Jos

    Ga zo door !

      1. Dag allemaal, mijn opa en oma Lommers woonden aan de Potgieterstraat 47. Daar is ook mijn moeder Anny geboren. Haar broer heette Cor. Hij was journalist bij het Limburgs Dagblad en op 21 juni 1951 getrouwd met Elly Rosmuller van de Caumermolenweg 25. Vóór mijn moeder met mijn vader trouwde, was zij slechts negen maanden gehuwd met Bèr Eggen die met zijn ouders woonde aan de Joost van den Vondelstraat 32. Bèr overleed op 3 maart 1950 aan de gevolgen van difterie. De vader van Bèr Eggen was niet zo lang daarvoor overleden als gevolg van een val door een glazen dak tijdens zijn werkzaamheden als huisschilder. Als jonge vrouw van nog geen 27 jaar was mijn moeder weduwe tot zij in 1953 met mijn vader huwde. Opa is in 1965 overleden en oma is blijven wonen tot ze als een van de eerste bewoners naar Huize Douvenrade aan de Valkenburgerweg ging. Ik (geboren in 1954) was heel vaak bij oma en opa. Links woonde de familie Sluijsmans en rechts de familie Douven. Die hadden twee dochters (Thea en ?) en twee jongens, Huub en Frans. Eerst Huub en later ook Frans vonden werk bij Peter Moberts (verhuizingen en transporten). De kinderen van Sluijsmans waren al wat ouder. Ik herinner me de naam Sjir, hij was schilder. Wiel Eygelshoven was idd de broer van mevrouw Heuschen. De heer Dolf Heuschen kan ik me niet zo herinneren. In mijn beleving stond mevrouw Heuschen altijd achter de toonbank en hakte zij de koteletjes. Mijn oma noemde haar Tientje. Met mijn ouders woonde ik in de Mgr. Schrijnenstraat 14 (Bekkerveld) maar de lekkerste ribbetjes en koteletjes kwamen van Tientje. Mijn opa Lommers moet destijds een bekend persoon in de buurt zijn geweest. Als bijbaan is hij tot zijn overlijden ruim 40 jaar drager geweest bij Piet en later Jan Boon, de begrafenisondernemer op de Kerkraderweg 78(?). Vader Piet Boon was van origine timmerman, maakte doodskisten en ging begrafenissen regelen. Jan Boon had vlgs mij de timmerwerkplaats niet meer. Ik herinner me namelijk dat Jan Boon, wanneer weet ik niet meer, een aula (rouwkamer) opende in de ruimte waar Piet Boon zijn timmerwerkplaats had. Als iemand in de buurt was overleden en door Boon werd begraven, ben ik vaak met opa meegelopen als hij het overlijden ging aanzeggen bij de naaste buren of soms de hele straat. Hij belde dan aan op ieder adres, vertelde wie was overleden en overhandigde een beknopte versie (slap papier) van de rouwkaart. Opa was dan in volledig tenue, een strepenbroek, een driekwartlange zwarte jas met soort witte (ik kan de naam niet vinden) koorden met pailletten eraan en een zwarte hoge hoed. Als drager heeft hij menigmaal overledenen vanaf de Molenberg al biddend te voet begeleid naar het Kerkhof aan de Akerstraat. Destijds liep met nog van de kerk naar het kerkhof. Als eind jaren ’50, begin jaren ’60 een begrafenisstoet biddend voor de zielerust van de overledene langstrok, maakten voorbijgangers staande of knielend een kruisteken. Ofschoon ik zelf nooit op de Molenberg heb gewoond, is deze wijk van Heerlen voor mij als kind altijd van bijzondere betekenis geweest.

      2. Dolf Heuschen had ook een slagersgezel Giel was zijn voornaam ,als geslacht worden was op het slachthuis moest Giel het vlees halen op het slachthuis en dan met een driewiel bakfiets vol geladen de Holleweg en kerkraderweg omhoog en dan zien dat die in de bilderdijkstr. kwam,nou dat was een beulenkarweitje en dat een keer per week.

    1. al de bovengenoemde personen ken ik ook nog persoonlijk bij mijn weten
      was piet sluismans van beroep timmerman wij woonde tegenover deze
      mensen {fam. kater}
      en de zg,liko en de slager daar waren wij vaste klanten

      en jos van kan ben jij de zoon van beb en sjo van kan .leuk dit te kunnen lezen. grbert kater

    2. Oh ja, Meneer van Kan de vivo kan ik me ook goed herinneren en hun ijs
      We kregen het niet vaak maar ik koos altijd voor de dubbel likker dan dacht je dat je meer had dan een ander.
      Op de toonbank stond een spaarpot in de vorm van een negerkindje
      Als je daar geld in deed knikte hij als dank namens alle hongerende kinderen in Afrika
      En als je “zakgeld”kreeg een par centen in de week dan naar de zusters Swinkels
      Helaas daar geen goede herinneringen aan
      Waren niet de vriendelijkste mensen
      Dat zijn kleine dingen die vergeet je nooit
      Tot 1962 in de Potgieterstraat gewoond toen naar Utrecht verhuisd met mijn ouders
      Mijn vader heeft in de melkfabriek de mijnstreek jaren gewerkt als stoker machinist
      In Utrecht heeft hij datzelfde gedaan op een melkfabriek
      Nog mis ik het al woon ik inmiddels al 55 jaar in Utrecht
      Mijn tijd op de Molenberg zijn bijna de beste en mooiste jaren van mijn leven geweest met geweldige herinneringen

  18. Ja Paul,
    Je opa Lommers heb ik wel gekend. Mijn opa (van Bilsen) woonde op nr 51. Mijn opa werkte tot zijn pensionering in 1950 als stypeur bij het Limburgs Dagblad. De familie Sluysmans kende ik ook goed, Helaas is Sjir afgelopen november overleden. Hij was getrouwd met een nicht van mij. Sjir had ook een broer, Piet. Die is tot 1984 mijn buurman geweest.
    Ook Piet en Jan Boon ken ik wel. Toen mijn opa in 1959 was overleden werd de uitvaart geleid door Piet Boon en inderdaad, in een stoet te voet, biddend, naar het kerkhof. Tot begin 80er jaren heeft Jan nog de begrafenisonderneming gehad. In 1980 heeft mijn vader nog in de aula aan de Kerkraderweg gelegen.

  19. Hallo schrijvers,
    Mijn naam is Ger Valkenburg….voor vrienden “Ger”. In 1953 geboren. Ging tijdens mijn de LTS-periode in Heerlen Koper/Lood en zinkbewerken studeren. Nou, van studeren is eigenlijk niks terecht gekomen. Daarom maar gaan werken. Bij loodgieter en bliksembeveiliging Poels, op de Kruisstraat in Heerlen. Na enkele maanden ging deze inkrimpen. Geen werk meer. Ik ben daarna als 14 jarige jongen op de melkfabriek “de Mijnstreek”gaan werken. Wij maakte daar alle bij die tijd behorende produkten. Natuurlijk….melk(volle en half volle) Karnemelk, Diverse yogurt soorten,Diverse pudding en room soorten.Achteraf gezien was het echt handmatig fabriekswerk. Enkele collega’s hadden naast het fabriekswerk nog een boerderij. Dan kan je je indenken wat er voor een werkcultuur heerste. Een beetje boers !! (met alle respect) De werktijden starte om 5:00 uur. Dan vond het opwarmen van de stoomketels plaats. De produktie start dan om 7:00 uur. Tot 16:30uur. In 1977 kwam Campina de “hoek om kijken” Alles werd Campina. De kleinere melkfabriekjes zoals Gulpen, Banholt en Gulpen werden eerst gesloten. Dit personeel werd verdeeld over Maastricht en Heerlen. Rond 1980 kreeg Heerlen en Sittard de genade klap. Eind 1980 ging Heerlen sluiten. Alle overige personeel moest naar Sittard. Een gedeelte moest ook naar Roermond(met de hoop dat deze de baas gingen verlaten) Ik ben in Januari 1980 naar DSM vertrokken. De Cooperatieve Zuivelfabriek “de Mijnstreek”is allang afgebroken. Ik heb recentelijk nog enkele foto’s (van Theo Ploum) van de fabriek gekregen. Heb je een vraag of opmerking…lett me know.

  20. al de bovengenoemde personen ken ik ook nog persoonlijk bij mijn weten
    was piet sluismans van beroep timmerman wij woonde tegenover deze
    mensen {fam. kater}
    en de zg,liko en de slager daar waren wij vaste klanten

    gr bert kater

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.