In 1883 ontsproten aan de fantasie van Heerlenaar Mathieu Kessels heeft “d’r Kuëb va Heële” zich ontwikkeld tot een ware volksheld, die in menig opzicht doet denken van de baron Von Münchhausen.
“Inne rigtige Winkbuül, een pocher, een opschepper” dat beeld zou d’r Kuëb (Jacob(us) moeten uitdragen voor de mensen in oostelijk Zuid-Limburg. Zo probeerde Mathieu Kessels aan te sluiten aan het stereotype beeld van een ‘echte Heerlenaar’. Kessels was geboren en getogen in Heerlen, hij zag daar in 1858 het levenslicht. Op jeugdige leeftijd bleek hij al zeer muzikaal aangelegd te zijn. In zijn verdere leven zou zijn passie ook zijn broodwinning worden. Die passie zorgde ervoor dat hij musicerend en dirigerend actief was in Zuid-Limburg. Hij gaf muziekonderwijs en dirigeerde diverse muziekkorpsen in de regio. Hij werd onder andere benoemd tot directeur en later tot eredirecteur van harmonie St. Caecillia; natuurlijk uit zijn eigen geboorte stad Heerlen.
Zijn vader baatte een goed lopende kleermakerszaak uit in de Willemstraat. De werkplaats diende tevens als ontmoetingsplaats waar allerhande mensen aan elkaar verhalen vertelden. Misschien was dat wel de belangrijkste inspiratiebron voor Mathieu. In 1886 verliet hij de regio en vertrok naar Tilburg, om daar de eerste fabriek van muziekinstrumenten in Nederland op te richten. Als zakenman bleek Mathieu zeer geschikt te zijn. Hij fabriceerde piano’s en strijkinstrumenten, na enige tijd kwam de nadruk te liggen op de productie van koperen en houten blaasinstrumenten. Over de hele wereld werden zijn instrumenten verkocht. Wereldtentoonstellingen, talloze prijzen, leveringen aan militaire muziekkorpsen; en als kroon op zijn werk werd zijn bedrijf hofleverancier. Daarnaast werden talloze composities door hem bedacht en uitgebracht. Zelfs tegenwoordig worden zijn composities regelmatig uitgevoerd. Na een rijk en succesvol leven stierf hij in 1932 in Tilburg.
“Der Koehp va Hehle ee Hehlisj Vertelsel”
Naast zijn interesse in het componeren van muziekstukken, had hij ook genoeg creativiteit om verhalen te schrijven. Hij schreef een ludiek verhaal over de markantste strijder van het keizerlijke leger van Napoleon, dat was d’r Kuëb. “Der Koehp va Hehle ee Hehlisj Vertelsel” werd al in 1883 door Kessel beschreven en in 1922, nu weer 90 jaar geleden, werden de heldendaden van d’r Kuëb tijdens de slag bij Waterloo voor het eerst in boekvorm gepubliceerd. Van tevoren waren de heroïsche en praktisch onwerkelijke avonturen van d’r Kuëb in het leger van Napoleon tijdens de Spaanse en Russische veldtocht beschreven.
In de verhalen van Kessels, is Kessels meestal de interviewer die d’r Kuëb toevallige ontmoet. In het laatste verhaal waar d’r Kuëb aan het einde van zijn Latijn is, wonend in zijn lemen boerderijtje in Welten aan de Doom, herkent hij hem aan zijn kleding en gestalte. Kessel biedt een luisterend oor aan het oudje en deze begint na een borrel snoevend te vertellen over al zijn heldendaden van weleer. Als onze held vertelt, dan denk je meteen aan de sprookjes verhalen over baron von Münchhausen. Het oude gestalte van d’r Kuëb geeft de boodschap, dat alles in het leven vergankelijk is, zelfs de eenmaal zo beresterke Kuëb. In het vertelsel over de slag bij Waterloo van 1815 begint d’r Kuëb te vertellen hoe hij op zijn reis van Heerlen naar het leger van Napoleon, onderweg zijn oude strijdmakkers tegenkomt. Deze komen uit Aken, Hulsberg, Maastricht en alle kanten van de huidige Euregio; allen willen hun ‘kameraad’ de keizer bijstaan. Kortom, eens een vriend altijd een vriend.
Aangekomen in het leger van Napoleon, dat op dat moment opmarcheert richting Brussel om de Engelse, Hollandse en Pruisische legers te verslaan, blijkt d’r Kuëb voor iedereen van soldaat tot generaal een bekend gezicht te zijn; al schreeuwend werd hij toegejuicht: “d’r Kuëb va Heële”. Maarschalk Ney bleek hem zelfs bij aankomst kussend om de hals te zijn gevlogen. Waarop d’r Kuëb doodleuk antwoordde: “Huur noe mit deë kul óp, went ’t Nieës (Agnes) ’t zoog, da ging ’t dicht neet good.” Zonder problemen weet hij in hakerig Frans met iedereen te communiceren zelfs met Napoleon, die opgewekt d’r Kuëb ontvangt en vraagt of hij kolonel wil worden. Waarop d’r Kuëb vraagt om gewoon soldaat te zijn. De keizer en diverse hoge officieren komen hem persoonlijk om advies vragen, en als ze niet naar hem komen, dan meldt hij zich wel persoonlijk. Als Napoleon had geluisterd naar de strategische adviezen van d’r Kuëb, dan had hij niet zijn Waterloo gevonden. “Mon Ampreur loat ós aanvalle, mè heë loot mich neet ins oetkalle en zeët: Kuëb tjentaboesj sanetegadbas (tiens ta bouche, cela ne te regarde pas). Dat woar óp Heëlesj: Kuëb, haot de moel, dat geet dich neet aa. Ich zaan: A vos ordres mon ampreur en ich hool ze ópee.” Kortom onze held is een ware Guus Fantast en een ouwehoer eerste klas.
Beroemde heldendaden
In het verhaal schakelt d’r Kuëb in zijn eentje talrijke vijanden uit, hij verovert een heuvel met kannonen, en gaat met zijn strijdmakkers geen gevecht uit de weg. Beroemde heldendaden als het van het paard gooien van Blücher, de opperbevelhebber van de Pruisen, of het neerschieten van generaals zijn allemaal heldendaden van d’r jong va Heële. Tijdens de gevechten gaat het er ongeremd aan toe, hij hakt, slaat en zwaait voornamelijk met zijn geweer; schieten doet hij maar zelden. Geen verwonding is hem te veel. Na de verloren slag strompelt d’r Kuëb op krukken terug naar Welten om daar zijn dagen te slijten. Hij klaagt erover dat hij in vergetelheid is geraakt. In de stad van zijn strijdmakker Sjang (Sjeng) zijn tenminste als ereteken veel jongens naar hem vernoemd. Nadat hij van zijn blessures is hersteld blijft d’r Kuëb een rijzige en beresterke vent. Tijdens ‘het stormen’ van de schutterij op de kermis in Heerlen maaide d’r Kuëb met gemak de ‘blauwen’ uiteen (de schutterij van Heerlen bestaand uit een blauw en rood team voerden manoeuvres tegen elkaar uit op het Pancratiusplein). Op de Schaesbergse kermis sloeg hij de hele danstent leeg als de menigte hem te veel plaagde.
Ongeveer een week of vier later na het gesprek tussen Kessels en het verzwakt oudje, bleek d’r Kuëb overleden te zijn. Enkel zijn kleine familie was aanwezig bij zijn eenvoudige begrafenis. Helemaal vergeten is Heerlen zijn verzonnen volksheld niet; of zou d’r Kuëb toch hebben bestaan? Sinds 1971 prijkt hij als een fraai drie meter hoog brons standbeeld op het kerkplein bij de Schelmentoren. Het beeld werd door Vera van Hasselt vervaardigd, en het is haar gelukt om d’r Kuëb dynamisch en zwaaiend met zijn geweerkolf weer te geven, precies zoals hij in de verhalen is beschreven. Echter wat weet de gemiddelde Heerlenaar of inwoner van Parkstad nog van dit vertelsel? Dat blijkt aardig tegen te vallen: “Wat is dat voor een beeld van een soldaat”. Toch siert het beeld Heerlen, en je kunt ervan uitgaan dat d’r Kuëb het waardeert als tijdens het uitgaansleven mensen op zijn brede schouders gaan zitten. Minder gelukkig zou hij zijn geweest met de mensen, die van hem een urinoir maken. In levende lijve had hij dan allang met een vliegensvlugge zwaai van zijn geweer een dodelijke mep uitgedeeld. Vereeuwigd is hij in brons. Echter zonder bekendheid van zijn daden onder een breed publiek, dan heeft het beeld voor velen helaas geen betekenis en ook geen waarde…
het verhaal heeft zeker een kern van waarheid, al zullen de heldendaden inderdaad verzonnen of zwaar aangedikt zijn. in de benoemde eindtijd van napoleon trokken er vele ronselaars door deze streken en klopten bij de hoeven en huizen aan en vroegen naar de oudste zoon. deze oudste zoon werd dan semi-vrijwillig meegenomen en ingelijfd bij het franse leger.
er hebben aldus vele limburgse jongens meegevochten. vele sneuvelden, een enkeling kwam terug. hoe ik dit weet ? een van mijn voorouders is op een dergelijke manier daar terecht gekomen en het verhaal gaat al lang door onze familie en wordt doorverteld.
Het Heerlens Streektheater heeft hiervan een toneelstuk opgevoerd, toentertijd nog in de foyer van de Stadsschouwburg, ik schat eind jaren zestig begin jaren zeventig. De familie Malherbe speelde er een grote rol in (uiteraard!!). Ik dacht dat Wiel Stienstra d’r Kuëb speelde, Ben Malherbe speelde Napoleon en ik dacht dat vader Malherbe de regisseur was. Het was een geweldig succes.
Is het boekje uit 2005 nog ergens te koop?
Boekje is als pdf-bestand te vinden op http://www.dbnl.org/arch/kess045kueb01_01/pag/kess045kueb01_01.pdf