De jaren vijftig van de vorige eeuw

Het is al zestig jaar geleden, de jaren 50 van de 20e eeuw. In mijn herinnering: jaren van veel veranderingen. Auto’s waren er nog maar weinig en de jeugd kon nog fijn op straat spelen. Van een Groningse aardgasbel had nog niemand gehoord.

Bron: Rijckheyt.nl | Brood werd vroeger nog met paard en wagen thuis bezorgd. Hier aan de Palenbergstraat een broodventer van Ons Dagelijks Brood
Bron: Rijckheyt.nl |Brood werd vroeger nog met paard en wagen thuis bezorgd. Hier aan de Palenbergstraat bakker Sjef Odekerken van bakkerij Odekerken uit Heerlerheide.

 

Koken deden onze vrouwen en moeders op een kolenfornuis of een gascomfoor op mijngas en onze huizen werden verwarmd door kachels en haarden die met steenkool gestookt werden. Zulke apparaten werden niet aangezet door simpelweg een knop in te drukken of een thermostaat op een bepaalde stand te zetten, nee die moesten “aangemaakt” worden met krantenproppen en hout en soms een scheut petroleum. Naast de kachel en het fornuis stond vaak een kolenkit die gevuld werd vanuit de opslag buiten. Dat was vooral ’s winters niet altijd een pretje evenals houthakken want houtblokken, zoals die tegenwoordig in de open haard gemikt worden, pasten niet in onze kachels en haarden omdat ze te groot waren.

Toen het aardgas kwam en kolenkachels en fornuizen massaal naar de schroothoop verdwenen, gingen veel nieuwe kolenkittten verder als paraplubak. Bij mij staat er nog eentje in de gang; die heeft nog nooit één kooltje gezien!

Steenkool
Stoken met steenkool leverde slakken en as op dat niet altijd in de vuilnisemmer terechtkwam maar ook gebruikt werd om kuilen in paden op te vullen of als gladheidsbestrijder bij sneeuwval. Milieuvervuiling? We kenden het woord milieu niet eens. Dus de uitlaatpijp van onze brommer ontkolen deden we gewoon achter huis. De pijp losschroeven en rechtop tegen een muurtje gezet. Dan wat benzine of peut er in gegoten en met een stuk brandend krantenpapier de fik erin waarna de smurrie er aan de onderkant uit liep. Na afkoeling de pijp weer gemonteerd, een schep zand over de troep en klaar was kees.

Bron: Privé collectie | Barend Clever met Hub Giebels
Bron: Privé collectie | Barend Clever met Hub Giebels

Barend Clever
Supermarkten bestonden nog niet. De bakker, melkboer en groenteman kwamen aan de deur. Onze bakker, hij was eigenlijk een van de broodbezorgers van bakkerij Glück Auf, was Barend Clever. Hij kwam met paard en wagen door de straat. ’s Winters, als er sneeuw lag, dan had het paard speciale scherpe punten onder de hoefijzers om te voorkomen dat het uitgleed. Soms ging het trekdier ietwat wijdbeens staan en dan verscheen aan de achterkant opeens een lange slurf tussen de benen. Van “wildplassen” had niemand toen ooit gehoord, maar dat ging dat paard wél doen. Zomaar midden op straat en niemand die er iets van zei want het stonk ook nog een uur in de wind. Niet alleen de bakker reed met paard en wagen door de straten, ook de melkboer, groenteboer en zelfs loemelepiet Borghans. Ook die paarden piesten en poepten gewoon midden op straat en niemand maakte zich er druk om.

Bron: Rijckheyt.nl | Sint Barbarastraat. Melkhandelaar J.Nelis, zijn echtgenote mevr. Nelis-Triepels en hun dochter (1958)
Bron: Rijckheyt.nl | Sint Barbarastraat. Melkhandelaar J.Nelis, zijn echtgenote mevr. Nelis-Triepels en hun dochter (1958)

Onze melkboer Thijssen had wel paarden bij zijn huis in Palemig, maar voor zover ik weet bezorgde hij zijn zuivelwaar met een Ford-bestelauto. Soms mocht ik wel eens meerijden en ik weet nog goed dat ik eens per ongeluk op een doos eieren ging zitten wat de melkboer niet leuk vond. Groenteboer Jan v.d. Berg, uit de Thorbeckestraat, reed eerst wel met paard en wagen door de straten. De kisten met groenten en fruit stonden schuin opgesteld op de wagen en aan de achterkant hing een grote ronde weegschaal. De zaken gingen kennelijk zo goed dat paard en wagen ingeruild werden voor mechanische transportmiddelen. Bakker Clever reed opeens met een driewielige bestelauto van het merk Tempo Hanseat door zijn wijk en groenteboer v.d. Berg had een kar met drie wielen aangeschaft waarop aan de voorkant een zeer lawaaiige 1-cilindermotor was gemonteerd die meedraaide bij het sturen. Later kwamen z.g.n. “ijzeren honden” in gebruik. Dat waren kleine 3-wielige, door accu’s aangedreven, wagentjes waarvan het stuur bestond uit een grote ijzeren beugel. Nog weer later kwamen leveranciers, zoals de SRV-man met winkelwagens, vaak van het fabricaat Spijkstaal, langs de deuren.

Bron: Rijckheyt.nl | Palenbergstraat. De laatste huis-aan-huisbezorging van melkhandelaar Schoenmakers in Palemig (ca. 1970)
Bron: Rijckheyt.nl | Palenbergstraat. De laatste huis-aan-huisbezorging van melkhandelaar Schoenmakers in Palemig (ca. 1970)

En tegenwoordig? Tegenwoordig komen er geen leveranciers meer aan de deur, voor levensmiddelen gaan we naar de super waar brood en deegwaren, zuivelproducten, groenten en fruit en nog veel meer onder één dak worden verkocht. Paarden worden nu gebruikt als (knuffel)rijdier voor jonge meisjes en bij wedstrijden als concours hippique. Het ontkolen van uitlaatpijpen hoeft ook niet meer. En ik? Ik behoor tot de vele ouderen die zich “vroeger” nog graag herinneren en soms zelfs romantiseren. Maar het was zeker niet altijd “de goede oude tijd”!

Bert

Bert Nijkamp werd in 1941 in Heerlen geboren. Twintig jaar woonde Bert in Meezenbroek. Deze tijd was voor hem onvergetelijk. Na een (mislukte) start in de horeca diende hij zijn militaire dienstplicht te vervullen en in die periode was zijn gezin in 1961 naar Apeldoorn verhuisd. Na te zijn afgezwaaid, had hij een paar jaar een adm. functie bij een constructiefabriek om daarna als burger-ambtenaar in verschillende technisch/ administratieve functies bij een TD-eenheid van Defensie zijn brood te verdienen. Al sinds zijn jonge jaren schreef hij graag en was hij geïnteresseerd in historie. Zowel voor die constructiefabriek, als voor zijn militaire werkgever heeft hij verschillende artikelen geschreven. In 2010 schreef Bert samen met een oud-collega een boek over over “150 jaar Kamp Nieuw Milligen”, een militair complex midden op de Veluwe. Ze hebben er twee jaar aan gewerkt. En in 1991 kwam een door Bert geschreven boek uit over 75 Jaar Apeld. Chr. Mannenkoor (zie www.acm-apeldoorn.nl) waarvan hij al jaren lid was (de basis voor zijn liefhebberij voor mannenkoorzang was n.b. bij het K.H.M. St. Pancratius gelegd!). Bert is op 10 oktober 2012 in Apeldoorn overleden.

22 gedachten over “De jaren vijftig van de vorige eeuw”

  1. Mooi stukje over die tijd van paard en wagen.
    Ik herinner mij die nog heel goed.
    Zelf ben ik geboren aan de Heerlense Esschenderweg, die later werd omgedoopt in Parallelweg.
    Ons huis lag op een goede 100 meter afstand van de grote O.D.B. bakkerij. in dezelfde staart.

    In paardenstallen en op het achterterrein van de bakkerij, waar hooi, stro en turf werden opgeslagen, heb ik als klein jochie heel vaak gespeeld, samen met vriendjes.
    Dat achterterrein grensde aan de Geerstraat.
    het terrein werd bewaakt door een stalknecht, die zo scheel keek als maar wat.
    Hij had de bijnaam “Kiek mich es aa”.
    Die heeft ons menigmaal, gewapend met een hooivork van het terrein verjaagd.
    Maar we kwamen altijd weer terug, haha.

    De jonge zoon van bakkerijdirecteur Bos was eigenlijk de ergste van alle jongens die er speelden, want die stapte tijdens de weekenden gewoon in de auto’s van de bakkerij (dat waren er nog niet zo veel toen) en gaf gas, met als resultaat menige deuk in die auto’s.
    Achteraf natuurlijk “dader onbekend”!

    Mijn oom was broodventer, met paard en wagen,en ik ben talloze keren met hem mee geweest.
    Zijn wijk was de Heksenberg.
    Zijn paard heette Frits, een grote Friese hengst en een pracht dier.
    Ook heeft hij nog enige tijd voor bakkerij Handels (aan de Willemstraat gelegen)gereden, ook met paard en wagen.
    Die Bakkerij was maar klein, en had ook maar twee paarden als ik het mij goed herinner.
    Die stonden in een heel kleine stal achter de bakkerij.
    Onvoorstelbaar wanneer ik het nu zie, dat die paarden daar in pasten.

    Dan was er ook nog de overal bekende kolenboer, Sjeng Maas, die met zijn Zeeuwse paard Lies kolen aan de deur leverde.
    Nuchter heb ik hem zelden gezien (ook nooit zonder zijn rode zakdoek en een druppel aan zijn neus) maar Lies kende de weg alleen wel.
    Wanneer Sjeng weer eens zat uit café Stijns kwam gewaggeld, en op de bok van zijn kar klom , dan hoefde hij maar “Júúh Lies!” te zeggen, en het trouwe beest bracht hem naar de Eurenderweg, waar Sjeng woonde.
    Sjeng zat tegen de tijd dat ze er waren al lang te slapen op de bok.

    Mooie tijden waren dat.

    P.S.

    die pinnen die onder de paardenhoeven geschroefd werden bij gladde wegen, als er ijs en sneeuw lag, noemden we ‘stollen’.

    1. En die overbekende kolenboer, Sjeng Maas, was dan ‘mijn’ oom, Nonk Sjeng.
      Grappig om hier iets over hem tegen te komen.
      Naast alles ’n vent met ’t hart op de goeie plek, als jonge kerel de kost verdiend voor zijn broers en zussen (wegens een te vroeg overleden vader). Later inderdaad aan de drank geraakt en menigeen heeft ’n gratis zak kolen van hem gehad, als ze krap bij kas zaten, want hij was (nog steeds) de slechtste niet. Dan moesten ze maar later betalen, vond hij, maar vaak kwam dat er niet van 😉
      Ikzelf woonde ook aan de Eurenderweg, als dochter van kapper Maas, de broer van de kolenboer.

      1. Hoi Christa, ja het is leuk om onze Nonk Sjeng hier tegen te komen.
        Hij had echt het hart op de goede plek zitten, toch?!
        Leuk om jou ook hier tegen te komen!

        1. Hoi Willy,

          En meer dan een jaar later lees ik deze reactie!!!
          Vind het ook leuk om jou hier tegen te komen!

          Mocht je contact willen, laat het dan even weten, dan geef ik je mijn gegevens.
          Op fb overigens ook te vinden.

          groetjes.

      2. Leuk om dat te vernemen Christa.
        Inderdaad, Sjeng was alom geliefd herinner ik mij.
        Als ik mij het goed herinner had hij zo’n speciaal giechellachje(?)
        Ik zou willen dat ik een foto had van hem en zijn trouwe paard Lies.

        Overigens ben ik met mijn grootouders samen naar De Van Weerden Poelmanstraat verhuisd in 1959.
        Daar heb ik nog tot 1971 gewoond.
        Ik ben destijds vaker in die kapperszaak geweest om mij te laten ‘fatsoeneren”.
        Ook het kleine snoepwinkeltje ernaast werd druk bezocht door mij en mijn broer.
        Daar kon je zelfs op zondag nog terecht voor de nodige voorraad aan snoepwaren.

        1. Hoi Paul,

          Sorry dat ik zo laat de reacties lees.
          Ja, dat snoepwinkeltje ernaast was ook erg geliefd 🙂 Dat was het winkeltje van Miltenburg.
          Ik woon zelf al sinds 1977 niet meer in Heerlen.
          Leuk om te lezen dat je zowel mijn vader als ome Sjeng gekend hebt.

          Groetjes.

          groetjes.

      3. Dag Christa, voor zover ik weet kennen wij elkaar niet maar, heb jij Garage ter Horst gekend aan de Eurenderweg 12b? Dat was het bedrijf van mijn vader. Door jouw vader ben ik destijds geregeld geknipt. Zoals ik herinner zette hij zijn hele grote hand (in mijn kinderbeleving) op mijn hoofd en schoor mijn haren op tot het destijds fameuze bloempotmodel

        1. Hoi Paul,

          Ik ken meer ‘de naam’ dan dat ik daadwerkelijk het beeld van de jullie garage in mijn hoofd heb.
          Uh uh…mijn vader knipte geen ‘bloempotmodel’ ….:-P
          Da’s ook niet opgeschoren bij mijn weten..;-)

          Leuk om hier erover te lezen.

          Groetjes!

  2. Ja,dat er bij melkboer Thijsen paarden waren,weet ik heel goed.
    Zijn dochter(Berta)gaf toen zogenaamd rijles,dat heette….met zijn allen op de paarden en dan maar de hei in,of je rijden kon of niet,je hobbelde maar mee.
    Ik spaarde ervoor om s,zondags een uur of soms twee uur te kunnen rijden.2 gulden 50 koste het toen per uur.
    Maar het was een heel leuke tijd,jammer genoeg voorbij.

  3. Melkboer Thijsen had wel paarden.
    Zijn dochter Berta ging ermee de hei in en iedereen die wilde ,kon voor fl.2.50 per uur mee,of je nu goed kon paardrijden of niet,je hobbelde maar mee.
    Prachtige tijd,totdat ik een keer eraf werd gegooidt en na een ziekenhuisbezoek niet meer durfde.
    Maar altijd leuk om aan terug te denken.

    1. Weer een leuk verhaal Bert.
      De paarden van de “Glueck Auf” hadden hun stal achter de bakkerij aan de spoorsingel. Fokke Eysema, na mn trouwen mn buurman, was daar letterlijk Man(us) van en voor alles. Hij keek dus ook of de paarden goed verzorgd werden. Barend Clever was een van mn ooms in Meezenbroek. En als Barend na wat veel “koffiedrinken” tijdens zijn route de weg niet meer geheel en al helder zag…. Zn paard wel hoor!
      Overigens, de bezorgers verzorgden ook zoveel mogelijk hun eigen paard. Dus vroeg daar zijn, eten en drinken voor onderweg, aanspannen wagen beladen enz. En ,s avonds in omgekeerde volgorde. Vanwege 8 urige werkdag. Ik ben vaak in de bakkerij geweest en denk je dat die beesten met hun behoeften doen netjes wachtten tot ze met de kar buiten waren? Was ook geen probleen, want was altijd wel iemand die paardemest voor de (volks)groentetuin nodig had
      Behalve Thijssen bezorgde ook melkboer vd Ham uit de Dr. de Visserstraat aan huis. Als je geluk had mocht je met een van de dochters mee, die bezorgde met een ponywagen de melk. Had je het goed gedaan mocht je haar pony naar de wei tussen einde Mesdagstraat en de Slotlaan brengen. Dat was spannend voor ons en een hele eer.
      Jan vd Berg had 3 van die driewielers. Een voor zijn route, eentje waar zoon Wim mee ventte en eentje voor Sjoerd Veenstra zn route. Sjoerd had verkering met een van zn dochters. Naderhand hebben die nog een eigen groente en fruitzaak gehad aan de Hoek Rotterdamstraat en Bredastraat.
      De lessen op Grotius College waren ,s middags om 2 uur afgelopen, en dan gingt ik snel naar huis, omkleden en dan, meestal Wim, helpen op de kar met zijn route.
      Voor mij was het een mooie vaste bijverdienste. En vd Berg vond het prima, voor een paar centen iemand die trouw kwam en hard rende, alle klanten kende en ook nog hielp als er andere dingen te doen waren.
      Ik had zelfs zo,n grote knip omhangen, hoefde ik niet dubbel te rennen voor wissegeld te halen.
      Oh ja, die driewielers werden gestald in een van de loodsen van Ernste, over wie sprake was in het stukje over de Meezenbroekervijver. Die loodsen lagen achter die 3 huizen onderaan de Kasteellaan.

  4. Ik kan my ook nog herinneren dat de Kaasboer met een bak fiets langs kwam en de Rijdende Bibliotheek waar wij de Conny Coll western books geschreven door Konrad Kobbe van leende.
    Karel de groenteman en Thysen de melkboer kwamen ook.

    Borghans the Loemele boer kwam ook wel eens langs de deur om loemele op te halen en wij gingen dan wat zoeken zodat wij een paar centen van hem kregen.

    Jo Rogge Parry Sound Canada

      1. Beste Maud,
        Een foto van jouw opa als kaasboer heb ik niet maar wel een filmpje waar hij met je oma op te zien is. Het is een kort fragment maar toch goed te herkennen. Mocht je interesse hebben dan laat ik je de film graag toekomen. Groet Hans Peters

          1. Een prachtig verhaal van Bert Nijkamp ovr de jaren vijftig. Zó herkenbaar. Op de Coöperatie Gluck Auf heb ik destijds mijn eerste baantje gevonden: jongste bediende op kantoor. Brend Clever kan ik mij nog goed herionneren; dat was een van de beste (en dus best verdienende) bezorgers. Chef van de broodbakkerij was meneer Witpeerd en van de banketbakkerij meneer Schotisssen van de Heerlerbaan, een plaatsgenoot van mij. Een van de paardenverzorgers was de Maastrichtenaar Beckx (het kan ook een bezorger geweest zijn) en op kantoor was meneer Hoedemakers (bijgenaamd “hoedje”) de baas. Er zaten drie in stofjassen gehulde kantoorjuffen, waarvan Annie Cox, net als ik, katholiek was. De andere was het meisje Derks, dochter van het socialistische raadslid uit het Eikenerveld en nog ene Diny. Die waren alle twee bij de AJC en hartstikke “rood”, zoals trouwens de hele coöperatie. Het bedrijf was de tegenhanger van de grote katholieke ODB. De meeste klanten woonden dan ook in Meezenbroek en omgeving.
            Als de meiden weer eens voor een bezinningsweekend naar de Paasheuvel waren geweest of een ander AJC-kamp, dan werd ’s maandags op kantoor hevig gepalaverd en gemissioneerd. Meestal was ik het mikpunt van hun indoctrinatie, want ik was destijds voortrekker bij de stam van oubaas Smits op de Heikop. Dat vonden ze maar een verwerpelijke beweging, met militaristische trekjes.
            Ik kon me daar niet over opwinden, want als banketbakker Scholtissen, die ook katholiek was en met mijn vader in het kerkelijk koor van Heerlerbaan zong, weer eens slagroom over had, belde hij mij en mocht ik de pot komen leeglepelen. Dat vond ik veel interessanter.
            Ik heb er niet erg lang gewerkt, want toen mijn oubaas hoorde dat ik – zoals hij het noemde – in zo’n “rood nest” zat, heeft hij er via relaties voor gezorgd dat ik een baan kreeg bij het keurig katholieke dagblad De Gazet van Limburg. Daar heb ik in de jaren vijftig mijn eerste wankele schreden gezet op het journalistieke pad.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.