Acht keer over het spoor: tweede station

De bevolking van de Oostelijke Mijnstreek nam aan het begin van de twintigste eeuw in korte tijd aanmerkelijk toe als gevolg van de kolenwinning. Heerlen was in 1900 een dorp met ongeveer 6.000 inwoners. Het groeide uit tot een stadje van meer dan 30.000 inwoners in 1930. De grootschalige mijnbouw bracht voor de streek ingrijpende veranderingen met zich mee.

De spoorwegverbinding met Maastricht

In amper twintig jaar werd het agrarische en dun bevolkte Zuid-Limburg hèt industriële centrum van Nederland. Werkten er tijdens de bouw van het eerste station in 1895 in totaal 424 arbeiders in de mijnen, tijdens de bouw van het tweede station in 1912/1913 waren dat er al 17.000 (1). In de periode 1912 en 1915 kwam een rechtstreekse spoorverbinding met Maastricht tot stand. Er werd via Klimmen en Voerendaal een kortsluiting gemaakt tussen de spoorlijn Maastricht-Aken en de spoorlijn Sittard-Herzogenrath. De Oranje Nassau mijnen waren daardoor makkelijker per trein te bereiken. De behoefte aan mijnwerkers was zo groot dat de treinen enige jaren door de mijnbedrijven werden betaald. Limburg telde veel forenzen. Op het eind van de Eerste Wereldoorlog werkten tweeduizend Maastrichtse mijnwerkers in Heerlen.(2)

Het tweede station kwam gereed in 1913. Dit imposante station staat bij veel Heerlenaren nog steeds scherp in het geheugen geprent. In welke artistieke context kwam dit station tot stand? Het markeerde een belangrijke jaar in de geschiedenisboeken. 1913 was het laatste gloriejaar van Europa voordat de oude wereldorde instortte.(3)

De schilderkunst veranderde van figuratieve naar abstracte vormgeving. Kazimir Malewitsj schilderde in 1913 een “zwart vierkant”. De bouwkunst toonde meer geometrische vormen. In Duitsland ontwierp Walter Gropius in 1913 de Fagusfabriek. Een modern langgerekt bouwblok met lichte stalen puien die om de hoeken van de gebouwen doorliepen. Iets later begonnen de architecten Brinkman en van der Vlugt met studie voor de beroemde betonnen van Nellefabriek in Rotterdam.

Als het tweede station wordt ontworpen, zijn er in Heerlen nog weinig voorbeelden van modernisme te zien. De nieuwe gebouwen in Heerlen sloten aan bij de traditionele architectuur van de 19e eeuw. In 1913 wordt het Hollandia Theater gerealiseerd aan het centrale marktplein. In dat zelfde jaar werden verschillende voorname woonhuizen gebouwd. De villa “Zomerweelde” aan de Valkenburgerweg van architect J.W. Hanrath voor de commercieel directeur van de Oranje Nassaumijnen. De bouwstijl was classicistisch met invloeden van de Engelse landhuizen. Dit gold ook voor het ontwerp van Jan Stuyt voor een villa aan de Akerstraat in opdracht van de juridisch directeur van de Oranje Nassaumijnen uit dezelfde periode. Kenmerkend waren de klassieke proporties, de beklemtoonde entree, gemetselde schoorstenen, schilddaken en symmetrie.


Stedenbouw volgens Stuyt

Het uitbreidingsplan van 1913 visualiseerden de visie van Stuyt op de nieuwe Heerlense straten en pleinen. Het stationsplein zelf maakte geen deel uit van dit plan maar de schetsen toonden wel, een van alle kanten door bebouwing omsloten stationsplein dat er zou kunnen hebben uitgezien zoals deze impressie aangeeft.

 

Impressie stationsplein anno 1913
Impressie stationsplein anno 1913

 

De stedenbouw van de stationsomgeving van toen leek nog het meeste op het huidige Tempsplein en het huidige De Hesselleplein. Kleinschalige baksteenarchitectuur gebouwd in een streng patroon van rooilijnen met strikt voorgeschreven bouwhoogten. De inrichting omvatte groen met rijen sfeer bepalende straatbomen. Deze vorm van stedenbouw oogst nog steeds veel waardering. In de gevels zijn de ambachtelijke details goed af te lezen.

De Saroleastraat en de Honigmannstraat mondden uit in een trapeziumvormig stationsplein. Het centrum van Heerlen zou volgens Stuyt moeten bestaan uit een compositie van relatief smalle straten en romantische pleinen. Meestal georiënteerd op een centrale groenvoorziening in het midden. Deze compositie had samenbindende hoekoplossingen, uitstulpingen en accenten die een prettig verblijf moesten bevorderen. In het uitbreidingsplan van 1913 legaliseerde de gemeenteraad van Heerlen de stedenbouwkundige ideeën van Jan Stuyt. Op de bijbehorende plankaart zijn het middeleeuwse centrum en de ceintuurbaan met de kleur rood gemarkeerd. De pleinen zijn met de kleur groen gemarkeerd.

 

Uitbreidingsplan Heerlen 1913
Uitbreidingsplan Heerlen 1913

De ceintuurbaan, is hoefijzervormig geprojecteerd tussen de Saroleastraat en de Akerstraat via de huidige Ruys de Beerenbroucklaan. Er zijn vier pleinen te zien: het Vredesplein (in de Laan van Hövell tot Westerflier), het Tempsplein, het de Hesselleplein en het Stationsplein. Op de looproute (via de Honigmannstraat) van het Tempsplein naar het Stationsplein was nog een vijfde plein geprojecteerd ter plaatse van de huidige Dautzenbergstraat. Dit plein is er echter nooit gekomen. De contouren van het stationsplein anno 1913, zoals de impressie aangeeft, zouden eveneens geen werkelijkheid worden. Wel blijven de gebouwen evenwijdig aan de spoorrails een lange tijd, de scheiding vormen tussen het centrumgebied en het noorden van de stad. De gewichtigste straten van het stationskwartier (Honigmannstraat, Saroleastraat en Oranje Nassaustraat) staan globaal gezien haaks op de oude Romeinse weg en lopen naar de stationsomgeving. De stedenbouw uit de tijd van Jan Stuyt lijkt het gordijn te willen sluiten voor het beeldbepalende uitzicht op het mijnterrein van de Oranje Nassau I.

Door de Saroleastraat, Emmaplein, Stationstraat en Akerstraat liepen sinds 1922 de tramrails naar Kerkrade en de Locht. In 1923/1924 werd een op- en afrit gemaakt, tussen keermuren, van en naar het stationsplein en kon de tram via een spoortunnel naar Sittard en Brunssum rijden.

 

 

Tram en tramrails op het stationsplein
Tram en tramrails op het stationsplein

 

Station met een kapper
Alhoewel de architectuur van het station minder rijk werd uitgevoerd dan de oorspronkelijke blauwdrukken laten zien, was Heerlen met dit gebouw zeker niet misdeeld. Op deze blauwdrukken troffen we het jaartal 1912 aan. De naam van de architect ontbreekt. Het onregelmatige en asymmetrische ontwerp zou van Van Heukelom kunnen zijn.(4) Langs het baanvak Schin op Geul-Heerlen werden in 1913 door hem verschillende nieuwe stations ontworpen. Als chef bij de Staatsspoorwegen heeft hij wellicht invloed hebben gehad op het ontwerp voor het tweede stationsgebouw van Heerlen. Baksteen had zijn voorkeur als bouwmateriaal (het Spoorwegbouwbedrijf had een eigen baksteenfabriek). De architectuur van zijn stations hadden vaak een neoclassicistische opzet. Versieringen met afwijkende (geglazuurde) bakstenen verraden de invloed van Berlage op het werk van Van Heukelom. Zijn ontwerp voor het station van Weert had een met Heerlen vergelijkbare idyllische klokkentoren.

Het eerste station (zie deel 1) stond ongeveer op de plaats waar Wiel Arets in 1994 het huidige politiebureau ontwierp. Direct naast het eerste station werd aan de linkerkant het tweede stationsgebouw gerealiseerd. Het oude station werd niet gesloopt en bleef bestaan als een personeelsgebouw. Het was een opmerkelijke aaneenschakeling van maar liefst vijf verschillende bouwmassa’s. Centraal domineerde een vierkante toren waarin de trap zat die naar het woongedeelte leidde. Het bovenste gedeelte van de toren was achthoekig gemaakt met kleine afschuiningen. Hierdoor was een elegante geleding gecreëerd. De toren was gemaakt van roodbruine baksteen en versierd met banden en ruiten van een contrasterende gele steen.

 

 

Stationsgebouwen Heerlen 1913
Stationsgebouwen Heerlen 1913

De toren had een klok met wijzerplaten. Het puntdak had acht vlakken, een windvaan en was gedekt met grijze leien die later vervangen werden door rode pannen.

Links en rechts waren twee afzonderlijke gebouwen met klassieke proporties zichtbaar. Markant waren het tentdak en de, mooi versierde, boven de dakgoten opgemetselde gevelelementen (risalieten). Aan de meest westelijke kant opende zich een pergola-achtige wandconstructie met drie bogen die de toegang vormden tot het perron. Dit architectonische element koppelde tevens de toiletgebouwen aan de linkervleugel. De gevels waren voorzien van jaarstenen en opschriften. Links met de aanduiding wachtkamer voor houders van weekabonnementen (i.c. de mijnwerkers). In het souterrain bevond zich een kapperszaak. Het eigenlijke stationsgebouw heeft veel versieringen met sluitstenen, aanzetstukken en afdekplaten. Een loggia met zuiltjes en een terras beklemtoonde de asymmetrie. In 1985 werd dit stationscomplex afgebroken om plaats te maken voor het nieuwe station van architect Ir. J. Bak.(5)

Op Heerlen Vertelt verschijnt deze weken het bijzonder uitvoerige verhaal van Ton van Mastrigt over de Heerlense stationsplannen tussen 1895 en 2003. Binnenkort lees je deel drie van de maar liefst 8 delen.

Ton van Mastrigt

Ing. A.E.F. van Mastrigt, (Valkenburg-Houthem,1944) studeerde architectuur aan de Limburgse Academie van Bouwkunst te Maastricht. Hij is stedenbouwkundige en was werkzaam als hoofd ruimtelijke ordening en stadsbouwmeester te Heerlen. Momenteel is hij verbonden aan SCHUNCK* een multidisciplinaire culturele instelling, gespecialiseerd in Moderniteit en Urban-Culture in de internationale hedendaagse kunst en cultuur. Ton van Mastrigt is lid van welstandscommissie in het district Midden-Limburg en woont in Heerlen.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.