Gedurende het tijdvak mei tot augustus 1940 trokken ongeveer 50.000 geallieerde krijgsgevangenen, vooral Belgische en Franse soldaten, door de straten van Heerlen op weg naar kampen in nazi-Duitsland. Soms pauzeerden zij even, onder meer in de weilanden rondom hoeve Geleenhof aan de Valkenburgerweg te Welten-Heerlen. Van avontuurlijke jongens uit de binnenstad en andere Heerlenaren kregen zij dan water, limonade en brood.
Burgemeester Van Grunsven waarschuwde de Heerlense bevolking dat Hauptmann Kronenwerth, de op het gevangenentransport toezichthoudende commandant, absoluut geen (protest)manifestaties van de Heerlense bevolking tolereerde. De kolonnes moest men gewoonweg laten passeren. Acties van welke aard dan ook waren ten strengste verboden. Wie de gevangenen iets wilde geven kon zijn giften bij het plaatselijke Rode Kruis deponeren. Daartegen had de Duitse commandant niet het minste bezwaar.
Het Heerlense Rode Kruis stond onder voorzitterschap van mr. J.D. Onland. In de voormalige molen op de hoek Geleenstraat-Kruistraat was een Rode Kruispost gevestigd die dag en nacht geopend was. Medewerkers reikten 38.000 met boter besmeerde en goed belegde boterhammen, 125.000 sigaretten en sigaren, 2000 repen chocolade en andere versnaperingen zoals tabak aan passerende krijgsgevangenen uit. Ook werd 3500 liter koffie en thee geschonken. “Merci bien”, “merci beaucoup”, “mille fois merci”, hoorde men vele tig malen uit de monden van de krijgsgevangen die soms uit het Noord-Franse Duinkerken afkomstig waren.
De Slag om Duinkerken was een spectaculaire militaire operatie tussen 27 mei en 4 juni 1940. Van het Britse Expeditieleger wisten 218.226 soldaten samen met 123.095 Fransen een Duitse omsingeling te ontvluchten door via tal van marine- en burgervaartuigen naar Engeland te reizen. Soldaten die Duinkerken moesten verdedigen bleven achter. Overlevenden werden gevangenen genomen.
Uiteraard wisten sommige krijgsgevangenen, al dan niet met hulp en steun van Heerlenaren, te ontsnappen. Na de oorlog verschenen er wel eens oproepen in regionale kranten waarin helpers van krijgsgevangenen gevraagd werden on hun identiteit prijs te geven. Zo lezen wij in het Limburgsch Dagblad van 17 november 1945 volgend bericht:
De JONGEMAN die in 1940 vanaf den Valkenburgerweg per fiets naar de Hesselestraat werd gezonden om aldaar enkele stellen burgerkleeding te halen, dienende voor ontvluchte krijgsgevangenen uit de Duitsche colonnes, wordt verzocht zijn naam en adres bekend te maken onder Nummer 9650 aan het Bureau dezer.
Het Heerlense Rode Kruis, ondersteund door de Heerlense bevolking, heeft prachtig werk verricht, berichtten de kranten. In 1948 kreeg de Heerlense arts A. (August) Widdershoven (1885-1955), luitenant-kolonel van het Heerlense Rode Kruiskorps, een Belgische onderscheiding wegens het verzorgen van Belgische en andere passerende krijgsgevangenen.
Hauptmann Kronenwerth, in burger lakenfabrikant te Aken, bleek de passerende gevangenen respectvol te hebben behandeld. Als gewezen soldaat in de Eerste Wereldoorlog kende hij het leed van de oorlog en het lot van krijgsgevangenen, lezen wij in de Limburger Koerier van 19 juni 1940.
Ik was 8 jaar toen in Heerlen de oorlog begon. Mijn vader heeft een oorkonde getekend door gen de Gaulle voor het helpen onsnappen van Franse krujgsgevangenen, Wij woonden toen op de Schaesbergerweg, en de gevangenen onsnapten via hoeve Cremers Leenhof, na in civiele kleren te zijn gestoken.
In 1959 speelde ik als kind vaker bij een vriendje die in een villa aan de Valkenburgerweg, tegenover de Geleenhof in Heerlen woonde. In die tijd werd er met van alles en nog wat gespeeld dat op de een of andere manier was gerelateerd aan de oorlog, gewoonweg omdat daarvan genoeg voorhanden was. Zo was er in dat huis ook een Belgische helm waarmee wij speelden en die ik op de een of andere manier geruild of gewoon geconfisqueerd had. Ik heb mij altijd afgevraagd hoe een Belgische helm nu in die Nederlandse familie die ergens in Heerlen woonde, terecht kon komen.
Na zestig jaar werd die vraag bij toeval beantwoord door het lezen van het artikel ‘Passerende krijgsgevangenen in Heerlen’. Het artikel beschrijft de tocht van Franse en Belgische krijgsgevangenen die in de periode van mei tot augustus 1940 in groten getale door de Duitsers via de Valkenburgerweg in Heerlen richting Aken en verder werden afgevoerd. De krijgsgevangenen mochten enige tijd op het terrein van de Geleenhof van hun lange marsen uitrusten. Enkelen maakten daarbij van de gelegenheid gebruik om aan hun bewakers te ontsnappen. Met behulp van omwonenden wisselden zij hun militaire uitrusting voor burgerkledij. De militaire spullen lieten ze achter.
De helm met het markende leeuwenkopje op de voorkant heb ik nog steeds bewaard als aandenken aan mijn jeugd.
Het verhaal van de krijgsgevangenen van meestal Belgische [later ook Franse] afkomst kwam al snel op gang na de val van het fort bij Eben- Eymael. De gevangenen werden over Gulpen of over Valkenburg-Heerlen afgevoerd naar Duitsland. In het begin was er niks georganiseerd om deze soldaten te voorzien van eten en drinken. Een mijn-ingenieur die woonde aan de Valkenburgerweg zag deze lange rijen uitgeputte soldaten voorbij trekken en kwam in opstand tegen deze barbaarse behandeling en eiste van de Duitse commandant dat de soldaten mochten uitrusten op het er tegenovergelegen terrein (huiswei) van de Geleenhof hoeve. Dit werd toen ingewilligd door de Duitse commandant. De soldaten kregen water en mochten een half uur rusten.
Bij het Heerlense Ziekenhuis aan de Akerstraat waar de soldaten ook langs kwamen stonden enkele artsen van het Heerlense ziekenhuis, waaronder de directeur Dr. Crobach, de soldaten die langs liepen te bekijken, zij haalde 22 soldaten uit de colonne om ze op te nemen in het ziekenhuis (zij waren er volgens hen te slecht aan toe om de reis te kunnen voortzetten) nadat men beloofd had ze alsnog later door te sturen naar Duitsland. Dit is echter nooit gebeurd alle soldaten zijn na enkele weken retour gestuurd naar België.