Op 27 april 1948 werd het stadhuis (raadhuis) plechtig geopend in aanwezigheid van Prinses Juliana. Reden voor ons om dit gebouw nader te bekijken.
Geschiedenis
Er zijn in Heerlen, voor de gemeentelijke herindeling van 1 januari 1982, drie gebouwen geweest die we zouden kunnen beschouwen als gemeentehuis. De Gevangen- of Schelmentoren aan het Kerkplein wordt wel het eerste gemeentehuis van Heerlen genoemd. In de 19e eeuw verleende deze middeleeuwse toren huisvesting aan o.a. het schepencollege. Op de tweede verdieping bevindt zich de vroegere schepenkamer met een schoorsteenboezem in de Lodewijk de XVe- stijl (1).
Het tweede gemeentehuis werd gebouwd aan een van de belangrijkste straten van het centrum, op oude kaarten aangetekend als ”de grooten weg van Maastricht naar Aken”, de huidige Geleenstraat. Dit gebouw werd later omschreven als het oude raadhuis. Het was gebouwd voor een stadje met tussen de 5000 en 10000 inwoners. Het dorpsgezicht anno 1886 liet zien hoe de Pancratiuskerk, de Schelmentoren en het Raadhuis zich als de grootste gebouwen van Heerlen manifesteerden.(2)
Met de mijnindustrie groeide de bevolking en werd het oude gemeentehuis om praktische redenen onbruikbaar. Vooral de gemeenteraad kreeg het te benauwd bij het roken van sigaren. Maar nog belangrijker zal zijn geweest dat het oude traditionele bakstenen stadhuis geen symbool meer was van de geest van de groeiende stad met een toenemend aantal moderne gebouwen.
Op 22 april 1937 besloot de gemeenteraad tot nieuwbouw, eerst voor het representatieve gedeelte achter het oude stadhuis. Ir Peutz kreeg de opdracht. “Een Heerlens architect, opdat hij weten zou, wat de bedoeling was, een modern gebouw sober en voornaam” (3). Op 13 juni 1941 werd, ondanks de beperkingen van de oorlog en gebrek aan bouwmaterialen, ook het administratieve gedeelte ter plaatse van het oude raadhuis aanbesteed. Het oude gebouw werd afgebroken.
Het oude raadhuis
Het oude raadhuis werd gebouwd in 1877 naar een ontwerp van de stadsarchitect van Venlo J.H.J. Kayser (1842-1917) en is in hoofdopzet een neogotisch gebouw met enkele eclectische onderdelen zoals de rondboogarcade bij de hoofdentree. Het bestond uit een driedelige opbouw met een rijzige middenrisaliet en twee niet geheel symmetrische ondergeschikte zijvleugels. Historici plakten op dit gebouw graag het etiket van een 19e eeuwse katholieke architectuuropvatting (4). Het gebouw had neogotische elementen zoals de overheersende spitse dakruiter, sterk verticaal gerichte vensterpartijen, kleine pinakels en een grote met leien bedekte kap versierd met dakkapellen. Maar er zijn ook neorenaissancistische elementen zoals de stenen kruisvensters, ronde boogvelden en raamomlijstingen met geblokte lichte natuursteen. In 1930 verscheen er een stompe klokkentoren op het dak en de dakkapellen werden afgerond. De verbouwing leek op een eerste protest tegen al te uitbundig neogotisch vertoon. Op de gevel werd in de plaats van de wijzerplaat een wapenschild van Heerlen aangebracht. Op dit wapenschild stond de Heilige Pancratius afgebeeld die een wapen met een leeuw droeg. Het meest kenmerkend bleef het op het stadhuis van Venlo lijkende bordes met twee bordestrappen en daarboven een balkon in de vorm van een baldakijn nu niet meer steunend op drie maar op twee kolommen. Het oude stadhuis lag aan een invalsweg. Het bouwwerk koos voor afstandelijkheid ten opzichte van de straat en was hoger gelegen. De trappenpartij was bereikbaar via een met keermuurtjes en fraaie lantaarnpalen afgebakend voorplein. In tegenstelling tot het vrijstaande nieuwe raadhuis maakte het oude raadhuis wel deel uit van de lintbebouwing langs de Geleenstraat. Het was zo ruim opgezet dat de marechaussee, de gevangenis, het post- en telegraafkantoor, het kantongerecht en later zelfs het kantoor van de Staatsmijnen er konden worden ondergebracht.
Het nieuwe raadhuis
“Het raadhuis is een stoer en onverzettelijk blok, vijf meter diep gefundeerd in de goede vaderlands grond. Bejubeld als een fier en zelfbewust icoon van de herrijzenis na de oorlog. Het blok is in zijn geheel 63.30 m lang, gemiddeld 27 m breed en 17m hoog en aan alle kanten vrij gelegen. De welstandscommissie vond dat de architect niet in overdreven modernisme was vervallen” (5). Maar het nieuwe raadhuis van Heerlen oogstte uit de hoek van de traditionalisten ook veel kritiek. Na de oorlog schreven de kranten: “een in vele opzichten merkwaardig gebouw”. Liefhebbers van symmetrie ergerden zich aan de vreemde plaatsing van de ramen. Ze zullen ook gedacht hebben waarom zit de hoofdentree niet in het midden. Engelse bevrijders zeiden: “it doesn’t look like a townhall”.
Over de gevels is veel te vertellen. De zuilen in het verlengde van de Uilenstraat verwijzen naar het klassieke verleden; de Dorische, Ionische en Toscaanse orde. Peutz schetste verschillende oplossingen in een classicistische vormentaal. Zo bestaat er een tekening van een porticus voor de noordgevel. Dat de uiteindelijke verschijningsvorm soberder is geworden heeft zonder twijfel te maken met het beschikbare budget in crisistijd maar ook met de veranderende opvattingen van Peutz die voorafgaande aan het stadhuis naam maakte met nieuwe gebouwen zonder veel versiering.
De nieuwe architectuur organiseert de bouwmaterialen zo zakelijk en spaarzaam mogelijk, zonder verspilling. Dit sluit aan bij de denkbeelden van J.J.P. Oud en “De Stijl” (1917-1932).
Een opmerkzame beschouwer zal zien dat twee cruciale lijnen in de zuidgevel niet recht lopen. Dit wordt veroorzaakt door het uitwijden van de dakrand. Hierdoor ontstond in zekere mate een perspectivische correctie en optische vitaliteit. Wat aanspreekt is de zorg die besteed is aan de lijnvoering van de voegen tussen de natuurstenen platen. We zien dat ook bij bijvoorbeeld de Vredeskapel aan de Akerstraat. Peutz gebruikte het aanwezige hoogteverschil van ongeveer 4 meter (voelbaar in het hellingspercentage van de Raadhuisstraat) en liet de publiekshal aan de ene kant en de ontvangsthal aan de andere kant, aansluiten op het niveau van de straat. De invloedrijkste stedenbouwkundige ingreep was het omdraaien van het front. Dit werd het begin van een groot nieuw plein waaraan openbare gebouwen konden worden gerealiseerd. Ceremoniële gebeurtenissen vonden nu niet meer plaats in de Geleenstraat maar aan de zijde van het Raadhuisplein. Bovendien opende het gebouw, de stad naar het zuiden, het gebied waar nieuwe woonwijken tot ontwikkeling zouden komen.
Het interieur
De architectonische rangschikking van de belangrijkste vertrekken is een metafoor voor de lokale democratie. Het hoogste posities zijn voor de burgers (publieke tribune en de burgerzaal met een royale vide op de tweede verdieping), daaraan ondergeschikt is de raad. De raadzaal is gelegen op de eerste verdieping. De laagste positie is voor het college van burgemeester en wethouders op de begane grond. De kamer van de burgemeester heeft een leuk detail. Op de deurklink staat als je binnen gaat, “spreek vrijuit” en als je binnen bent, “pas op uw woorden”.
Zoals bij veel gebouwen van Peutz kan naast een moderne ook een klassieke interpretatie als vormgevend worden gezien. Haaks op de as van het gebouw staat een klassiek lengteprofiel vergelijkbaar met de zitplaatsen, het koor, het altaar en de apsis van een kerkgebouw. De burgemeesterskamer bevindt zich, volgens deze interpretatie, op de plaats van het altaar en is georiënteerd op het oosten. De hoofdentree van het representatieve deel ligt zoals bij veel kathedralen op het zuiden. Een eigenwijs verdraaide rechthoekige kolom wijst in die richting. Interessant is de volledig van de buitenwereld afgeschermde raadzaal. Hiervoor worden verschillende verklaringen gegeven. Het raadhuis was de plaats waar de stad tijdens de bezetting bewust zaken verborgen hield. Activiteiten om bijvoorbeeld onderduikers te helpen konden “het daglicht toen niet verdragen”.
Op de tweede plaats zou men kunnen zeggen dat de architectuur de opperste concentratie voor de raadsleden moest bevorderen. Het “Licht” kwam alleen van boven. Op de ovale daklichtopening met horizontaal glas staat een lichtkap. Hierin waren TL- armaturen geplaatst met een op daglicht lijkende lichtkleur. Zo kon men vergaderen zonder het invallen van de duisternis op te merken. Het kon ook hilariteit veroorzaken. Bijvoorbeeld als een architect moest aanvaarden dat overdag ten behoeve van zijn diapresentatie het licht niet kon worden uitgedaan.
Als een van de meest in het oogspringende kenmerken wordt meestal de trap in de ontvangsthal genoemd. Het is een verbindingselement maar ook een op zich zelf staand architectonisch gegeven. Multifunctioneel gebruik met klimmende rijen zitplaatsen was uitgangspunt. Bovenaan de trap bevindt zich een groot raam. Oorspronkelijk kwam ook het licht onder de trap naar binnen door een wachthal die later werd verbouwd. Hierdoor werd de indruk van een zwevende tribune versterkt.
Beeldende kunst
De architectuur van het nieuwe raadhuis is, strak en helder zonder opsmuk. Maar de uitzondering bevestigt de regel. Het gaat hier over het beeld van Sint Pancratius dat is aangebracht op de noordgevel. De functie van het beeld wordt duidelijk in de volgende dichtregels van Wiel Knippa:
En t ’s nachts wen der wink jiegt durch de sjtroate – En Hehle liekt sjtil en gans verloate
Dan huurt me t beeld noch ummer zage – “Ich bin trots, dat ich t wape va Hehle maag drage”.
Wie omhoog kijkt in de as van het raadhuis ziet hoe het kunstwerk als een bronsgroene broche op de gelige gevel is aangebracht. Het is een soort sleutel waarmee de architectonische taal van het gebouw kan worden ontsloten. Het beeld is gemaakt door de bekende Maastrichtse beeldhouwer Charles Vos (6). Wat veel mensen niet weten is dat naast de functie van wapendrager het beeld ook een soort vlaggendrager was. Erboven zit een klein luikje waardoor met een ingenieus mechaniek een grote horizontale vlaggenstok over stalen wielen naar buiten kon worden gerold. Een grote baniervlag versierde de plek waar in het verleden zoveel plechtigheden hebben plaats gevonden.
In 1976 werd hier in overeenstemming met een oude schets, hoog op een voetstuk, het beeld de mijnwerker geplaatst. Het voetstuk werd afgewerkt passend bij de architectuur van het stadhuis. Het beeld zelf werd gemaakt door Frans Gast.(7) De mijnwerker was een inzending voor een prijsvraag in Kerkrade, waar hij tot zijn grote spijt niet de eerste prijs haalde. Gast werkte zowel abstract als figuratief. In dit beeld zijn beide manieren van aanpak te herkennen. Enerzijds herkennen we de mijnwerker die bovenkomt uit de duisternis en zijn ogen beschermt tegen het felle zonlicht. Anderzijds is bijvoorbeeld de mijnlamp gestileerd tot een meetkundig figuur waarvan de details zijn weggelaten.
Beide kunstwerken versterken de architectuurtaal van het raadhuis. Ze doen dat op een geheel eigen wijze met respect voor de context. Dit zelfde kan niet worden gezegd van de onlangs aangebrachte schitterende sierbestrating die zo goed als geen waarde toevoegt aan deze zo rijke locatie.
Zo das een behoorlijke impressie, maar bedankt vond hte erg leuk om er eens wat meer over te lezen.
Engelse bevrijders ?
Ik dacht dat Heerlen door de Amerikanen was bevrijd.
Peter Savelbergh zegt:
Het bronzen beeld van Charles Vos aan de noordzijde van het raadhuis is naar mijn oordeel niet een wapendrager, zoals Ton van Mastigt zegt. Het drukt een kunstige afbeelding van het oude stadwapen uit. Hierin staat Pancratius als beschermheilige van Heerlen centraal. Hij draagt hierbij het wapen met de Nederlandse Leeuw.
ik woonde tot 1962 in de Geleenstraat 24 tegenover de nu achterzijde van het stadhuis en zag op feestdagen vele malen de actie om de Nederlandse vlag (ca 1,50 x 4,50 m) al dan niet met wimpel uit te hangen.
Dit was ca 20 minuten werk.
Vanuit de mast werd een stalen ronde staaf aan 3 kabels naar beneden gelaten. Deze werd met een haak naar het hoogst gelegen venster getrokken.
Hier werd vanuit het raam de vlag ,die aan de mastzijde een zoom had, over deze staaf geschoven en weer voorzichtig omhoog getrokken.
Door de kabels versprongen te bevestigen kon op 4 mei de vlag halfstok gespannen worden. Het blauw bleef vaak aan de kin van Pancratius hangen, maar vanwege het extra werk liet men het hierbij.
Ergens in de periode 1955-1959 heeft één maal een Europese vlag (in dezelfde maatvoering) gehangen. Dit was een witte vlag met een groene E. Deze vlag is later niet algemeen erkend en werd vervangen door de blauwe vlag met gele sterren.
Het is jammer dat op deze plek niet meer gevlagd wordt; wellicht vanwege het vele werk, Het stond heel esthetisch erg sierlijk en feestelijk.
Een opmerking over de tekst: er staat ergens: georiënteerd op het oosten en dat is zoiets als een witte schimmel, want georiënteerd betekent al naar het oosten gericht, de Oriënt betekent het oosten.
Iets anders: mogelijk heb ik onlangs een inspiratiebron voor Peutz gevonden in het Zuid-Franse Issirac(Gard). Daar staat een onopvallend 19e-eeuws gemeentehuis, maar haaks uit de ingangsgevel springen opeens klassieke zuilenorden te voorschijn.Indien u mij een e-mail stuurt dan kan ik foto’s die ik ter plekke gemaakt heb, retourneren.
Met groet,
Paulus van Vliet