Wie door Heerlen wandelt en op zoek gaat naar de architectuur uit de mijntijd moet goed kijken. De meeste bedrijfsgebouwen uit die periode zijn jammer genoeg gesloopt. Maar het mijnverleden is niet vergeten. Bovendien zijn er nog veel andere gebouwen in de voormalige mijnstreek die herinneren aan de pioniers uit de tijd van de steenkolenwinning. In dit vierluik wordt verteld over het terrein van de voormalige Oranje- Nassaumijn I in Heerlen.
Het oude mijnterrein
In 1893 werd onder de naam “Oranje Nassau” concessie verleend voor het winnen van steenkool. Een belangrijke rol speelde de geplande aanleg van de spoorlijn Sittard-Herzogenrath, die in 1896 werd geopend. De eerste kolen kwamen in 1899 naar boven. De kolenwinning vond plaats in de steenkoollagen die zich op verschillende dieptes onder het oppervlak bevonden. Om deze te bereiken werden eerst verticale gangen (schachten) gegraven en daarna horizontale (mijngangen). In de steenkoollagen werden vervolgens de kolenpijlers aangelegd.
Tijdens het carboon was Europa bedekt met moerassen waarin zich afgestorven plantenresten opstapelden die onder invloed van druk en temperatuur en vooral tijd waren omgevormd tot steenkool (honderd meter plantenresten vormden een steenkoollaag van ca. 1 meter). Het Limburgse steenkolenveld is 40 km. lang, gemiddeld 15 km. breed en 1 km. diep. Hierin bevinden zich op verschillende diepten de steenkoollagen.
Bij de ON I te Heerlen waren de 250 m/v, de 340 m/v en de 420 m/v de belangrijkste verdiepingen. De mijnwerkers maakten de steenkolen in de beginjaren (1900) los met de pikhouweel, daarna met de pneumatische afbouwhamers en in de laatste periode van de steenkoolwinning volautomatisch met de kolenschaven. Via de kettingtransporteur en de transportbanden werd “het zwarte goud” vanuit de pijler bij het laadpunt in mijnwagentjes geladen en door locomotieven naar de schacht getrokken. Dit was een gigantische onderneming. In 1953 werkten er voor de Oranje Nassau mijnen, 5400 mijnwerkers ondergronds.
Het mijnterrein van de ON I had bovengronds de vorm van een vlapunt en lag met de spits dicht bij het centrum van Heerlen (Ondergronds reikte het van de Geleenbeek tot de Caumerbeek in de breedte en van de grens met Heerlerheide tot bijna onder Rode Put te Simpelveld in de lengte). Wie het beeld vanuit de stad of vanaf de heuvels bij Imstenrade in herinnering roept, ziet de twee lange betonnen schoorstenen en de vier eveneens betonnen koeltorens. Belangrijk in de stedelijke silhouet waren ook de drie schachtbokken. Op een ervan stonden de rode neonletters ON. De zuidkant van de vlapunt werd geflankeerd door een breed emplacement met spoorrails. Het hoogste gebouw was de elektrische centrale, deze lag midden op het terrein en oogde moderner door meer gebruik van beton en glazen bouwstenen. Naast de spoorzone lagen onder anderen de wasserijen en de zeverijen. Deze gebouwen hadden gevels met een stalen vakwerk en bakstenen vullingen. Interessant waren de bewegende delen zoals het draaiende schachtwiel, de kabelbaan met karretjes en een transportband die de uitgewassen stenen naar de mijnsteenberg vervoerden. Verder stond er een fabriek voor briketten en eierkolen en waren er veel gebouwen met werktuigbouwkundige installaties zoals de ophaalmachines, pompen en schakelsystemen. Het entreegebouw met penningcontrole, waslokalen, kleedruimten en het hoofdkantoor lagen in de spits van het terrein.
Een aantal gebouwen, van vroeger en nu, die van betekenis zijn voor de architectuurgeschiedenis worden hier afzonderlijk besproken: de gesloopte schoorstenen en koeltorens, de watertoren, het stalen hoofdkantoor en de monumentale schacht. In genoemde monumentale schacht is tegenwoordig het Nederlands Mijnmuseum gevestigd, als eerbetoon aan de Limburgse mijnwerker en ter behoud van het culturele erfgoed mijnbouwhistorie. Het Nederlands Mijnmuseum zal de komende jaren fors worden uitgebreid, compleet met (simulatie)mijnlift en (simulatie)mijnexperience (1) .
Lange Jan en Lange Lies
Deze hoge, schoorstenen van gewapend beton, zijn ongetwijfeld de meest beeldbepalende objecten geweest die Heerlen ooit heeft gekend. Rond 1950 schreef Wiel Knipa het bekende carnavalsnummer over de Lange Jan. Vele jaren later zouden plannen voor hoge gebouwen in Heerlen al op de tekenplank de bijnaam Lange Jan of Lange Lies krijgen. (ABP-toren in 1988 en de torens bij het van Grunsvenplein in 2003). Belangrijke straten in het centrum van Heerlen zoals de Saroleastraat en de Honigmannstraat hadden een verdwijnpunt, gemarkeerd door deze schoorstenen. Landschappelijke vergezichten vanuit het mergelland naar de dalen van de Caumerbeek en Geleenbeek werden door deze industriële giganten ingrijpend gewijzigd. De Lange Jan werd gebouwd in 1937/1938 en was 130 meter hoog. De Lange Lies werd gebouwd in 1953/1954 en was 155 meter hoog. Zij concurreerden destijds met de hoogste schoorsteen ter wereld bijvoorbeeld in Japan (170 meter). De doorsnede aan de top was 7,12 meter en aan de voet 12,28 meter. Bij de lange Jan waren deze maten respectievelijk 5,90 meter en10,4 meter.
Het bouwproces was spectaculair en staat bij de Heerlenaren van toen onuitwisbaar in het geheugen gegrift. Met hulp van een stalenglijbekisting groeide de schoorsteen elke twee dagen 2,40 meter. Doordat er een achthoekige stijger met een 20 meter hoge kop, voorzien van werkvloeren, gedeeltelijk onzichtbaar binnen in de pijp was geplaatst, ontbraken de gebruikelijke steigers aan de buitenkant. De toren leek zich tijdens de bouw uit de aarde naar de hemel te verheffen. De schoorsteen had een extra versterkte voet. Hierin zaten kamers waarin de rookgassen van het ketelhuis konden worden opgevangen. Het geheel was gefundeerd op 80 betonnen palen van 52 cm doorsnede, die 8 tot 9 meter in de bodem waren geheid. Evenals de koeltorens werd het architectonische beeld van de hoge schoorstenen overheerst door een betonnen licht grijze huid getekend door de naden tussen de bekistingplaten. De schoorsteen had een binnenwand van baksteen en een isolatie van een soort opgeblazen mica (2). De buitenwand was onderverdeeld door rondlopende balkons. ’s Avonds in het donker waren de torens te herkennen aan de op de balustrades aangebrachte rode neonverlichting.
In deel twee kijken we naar het schachtgebouw van de O.N. 1. In deel drie bespreken we de watertoren en het laatste deel het hoofdkantoor van de Oranje Nassau I.
De foto hierboven toont NIET de bouw van de Lange Jan maar van de Lange Lies. Dat kan ik aan de twee grote koeltorens daarachter zien (koeltoren 8 en 9). Op de zwart-wit foto helemaal boven aan dit artikel ziet men de bouw van koeltoren 9, benodigd voor de uitbreiding van electrische centrale 2 met twee turbogeneratoren van elk 32 Megawatt. Het hoogste gebouw was zeker NIET de electrische centrale maar het ketelhuis 5 (hoogte 34 meter). Wasserij AB had ongeveer dezelfde hoogte. Het verschil van de Lange Jan en de Lange Lies was niet alleen de hoogte. De Lange Jan had drie bordessen en de Lange Lies had er vier. Die neonverlichting was gemonteerd, zodat vliegtuigen daar niet tegen aan zouden kunnen vliegen.
Klopt helemaal.
“Itersontoren wordt gesloopt” (Limburgsch Dagblad van 26-6-1985). Het betreft de koeltoren op het Emmaterrein in Brunssum, een van de zeer karakteristieke koeltorens met een hyperboloïde vorm, die door ir. Frederik Karel Theodoor van Iterson zijn ontworpen.
“Koeltorens mogen blijven” in De Tijd van 19-12-1973.
“Koeltorens bij ON-I blijven” in het Limburgsch Dagblad van 18-12-1973.
Deze torens zouden volgens Nic Tummers niet van Van Iterson zijn, maar van Flohil
Hij is ir. Jan Cornelis Flohil, geb. Zoetermeer 14-4-1891, ovl. Rijswijk 12-1-1974.
“Vereniging van Ingenieurs in Zuid-Limburg. Een 75-jarige historie 1916-1991” (http://www.vizl.eu/cms/uploads/files/25bfcc763f54a5f89162ec9c266b69c0ad.pdf).
Koeltorens mogen blijven” in De Tijd van 19-12-1973.
“Koeltorens bij ON-I blijven” in het Limburgsch Dagblad van 18-12-1973.
Deze torens zouden volgens Nic Tummers niet van Van Iterson zijn, maar van Flohil
Hij is ir. Jan Cornelis Flohil, geb. Zoetermeer 14-4-1891, ovl. Rijswijk 12-1-1974.
“Vereniging van Ingenieurs in Zuid-Limburg. Een 75-jarige historie 1916-1991″
“Itersontoren wordt gesloopt” (Limburgsch Dagblad van 26-6-1985). Het betreft de koeltoren op het Emmaterrein in Brunssum, een van de zeer karakteristieke koeltorens met een hyperboloïde vorm, die door ir. Frederik Karel Theodoor van Iterson zijn ontworpen.
Je kunt de vorm van de koeltorens gemakkelijk nabootsen met satéstokjes. Dan zie je ook dat het betonijzer uit rechte stukken bestaat.
In 1952 werd in de hal van het hoofdkantoor van de Staatsmijnen een levensgroot bronzen beeld van een mijnwerker geplaatst, vervaardigd door beeldhouwer Melis. Is dat het beeld “Koempel Sjeng” van de Belgische beeldhouwer Eduard Melis in de centrale hal van het Geleense gemeentehuis.
“Het feest begon al in de mijnen. Met een enorm aantal geschenken” (Leeuwarder Courant van 9-5-1952).
“Geschenken voor feestende mijnen. Mijnwerkersbeeld, ramen van Charles Eyck en groepsportret der directie” (De Tijd van 9-5-1952).