Acht keer over het spoor: eerste station

Op Heerlen Vertelt verschijnt komende weken het bijzonder uitvoerige verhaal van Ton van Mastrigt over de Heerlense stationsplannen tussen 1895 en 2003. Deze week kun je het eerste van de maar liefst 8 delen lezen.

Op deze website (1) stond de volgende reactie “Jammer dat zoveel architecten en gemeentebesturen niet vasthouden aan historische gebouwen. Ik raad echt iedereen aan om eens naar oude foto’s te kijken, dan weten jullie wat wij bedoelen”. Het stationsplan van Heerlen luistert naar de naam “Maankwartier” en staat al veel jaren in de belangstelling. De geestelijk vader van het “Maankwartier”, de kunstenaar Michel Huisman, wil niet dat je aan zijn architectuurstijl kunt zien wanneer het gebouwd is. Wel lijken historische gebouwen zijn inspiratiebron te zijn.

Tussen 1895 en 2003 werden minstens acht stationsplannen ontworpen die verschillende architectonische opvattingen laten zien. Vier plannen zijn nooit gerealiseerd. Drie plannen zijn gebouwd en weer afgebroken. Ongetwijfeld hebben er op papier nog meer alternatieven en varianten bestaan die niet zijn bewaard of waarvan te weinig bekend is om er iets over te vertellen. De acht stationsplannen vormen een illustratie van de wisselvalligheid waarmee de stadsontwikkeling van Heerlen is getekend. Enkele projecten hebben aansluiting gezocht bij de bestaande omgeving of bij bouwstijlen die in zwang waren. Soms hebben zij het verleden aan hun laars gelapt en de weg vrij gemaakt voor eigenzinnige en verrassende architectonische uitingen. In deze reeks, ontleend aan “Het land van Herle” 2015 nummer 5, zullen acht historische stationsplannen van Heerlen de revue passeren. Daarbij wordt iets verteld over de geschiedenis, het tijdsbeeld en de omstandigheden waaronder deze acht plannen zijn gemaakt in relatie met de ruimtelijke context.

Een spoorlijn door Heerlen
Aan het einde van de19e eeuw was Heerlen een regionaal centrum waar de boeren uit de omgeving hun producten naar de markt brachten. Langs een aantal uitvalswegen, zoals de weg naar Valkenburg en de weg naar Aken, lag lintbebouwing waarin huizenrijen werden afgewisseld met boerenbedrijven. In 1853 wordt de spoorlijn Maastricht -Valkenburg -Simpelveld-Aken geopend.(1) De aanleg van de infrastructuur in Limburg had tot gevolg dat Oostelijk Zuid-Limburg, geïsoleerd raakte ten opzichte van de omringende marktplaatsen. De Heerlense overheid probeerde aanvankelijk zonder veel succes het stadje te verbinden met de infrastructuur in de regio. Dit werd anders toen de spoorwegpionier Ir. H.C.I.M. Sarolea, terug uit Nederlands-Indië, plannen maakte voor een spoorwegverbinding naar het noorden en samen met de Hesselle en de gebroeders Honigmann toestemming kregen om met de exploitatie van kolenmijnen te beginnen.(2) De economische betekenis van deze spoorverbinding was enorm.

De in 1896 geopende spoorlijn van Sittard naar Herzogenrath had vooral tot doel een nieuw kolengebied in de zogenaamde Oostelijke Mijnstreek te ontsluiten. De basis werd gelegd voor de 12 steenkolenmijnen die het aanzicht van de streek zouden gaan bepalen. In vergelijking met andere steden ligt in Heerlen het station dicht bij de oude binnenstad.

De rails lopen in de periferie van het huidige stadscentrum op circa 500 meter van de middeleeuwse kern.

spoorlijn-1896-kopie
Oude lanen en landwegen ten noorden van de oude omwalling werden ingrijpend doorsneden. Het Romeinse kruispunt (van Xanten naar Trier en van Boulogne-sur-Mer naar Keulen) werd in de oude stadsplattegrond steeds moeilijker te herkennen. De weg naar Schaesberg was niet meer het vanzelfsprekende verlengde van de Klompstraat. De doorgaande route Bekkerweg, Kruisstraat, Huskensweg kon niet blijven bestaan en werd bij het punt “ Zeswegen” gebarricadeerd. De stationsomgeving van toen was op de eerste plaats een emplacement voor kolentreinen en vormde met het aansluitende mijnterrein van de Oranje Nassau I een barrière in de ruimtelijke beleving. Het lineaire karakter van de nieuwe spoorweg gaf het stratenpatroon scherpe hoeken bij de Esschenderweg /Eikenderweg, Parallelweg / Stationsstraat (Royal-theater) en de Saroleastraat / Stationsstraat.

Het eerste station
Aan de Parallelweg werd door de Nederlandsche Zuider-Spoorwegmaatschappij in 1894 een eenvoudig stationnetje opgetrokken. Het type was gelijk aan de stations in bijvoorbeeld Schaesberg, Nuth en Hoensbroek.

In rode kleur de contouren van het gehandhaafde eerste station. Het station van Nuth
In rode kleur de contouren van het gehandhaafde eerste station.

Uniformiteit drukte de bouwkosten en vereenvoudigde het ontwerpproces. Deze stations leken allemaal op het station van Neede in de Gelderse Achterhoek dat in 1883 gebouwd was door de Geldersch-Overijsselsche Lokale Spoorwegmaatschappij (GOLS).(3) Deze stations toonden verwantschap met de late Waterstaatsstations.

Dit type leek op een rechthoekige hoge villa met een flauw hellend zadeldak en een puntgevel tot boven de gootlijn aan de straat- en perronzijde met hoog oprijzende schoorstenen en overstekende dakgoten. Via drie dubbele deuren was het perron te bereiken. De begane grond bestond hoofdzakelijk uit wachtkamers. Op de eerste verdieping trof men vaak een woning voor de stationschef aan. Het type toonde enige gelijkenis met de hiërarchische opbouw van andere openbare gebouwen in die tijd, zoals stadhuizen. Kenmerkend daarvoor is de monumentale symmetrische driedeling met twee vleugels, waarbij het middendeel van de gevel een beetje naar voren werd geplaatst. In de geveldriehoeken zaten kleine ronde raampjes. Tussen de gevelopeningen lopen horizontale cordonbanden van lichte mergelsteen zoals ook toegepast bij de huizen in de aangrenzende omgeving. De gemetselde boogjes boven de ramen en deuren zijn opgesloten tussen aanzetstukken in dat zelfde materiaal.

Links en rechts werden later naast het hoofdgebouw, evenwijdig aan de spoorrails, bijgebouwen gerealiseerd die in grootte verschillen, afhankelijk van de voorkomende functies. De goederenloodsen van Heerlen en Enschede waren identiek. In 1901 werd een vleugel langer gemaakt ten behoeve van een laad- en losplaats. In 1912 werd aan de Stationsstraat een vleugel gebouwd ten behoeve van vergroting en uitbreiding van wachtkamers.(4) Zo ontstond een gevelwand die lange tijd beeldbepalend zou blijven voor de scheiding tussen het centrum en de noordzijde van het spoor.

Op de oude ansichtkaarten oogt de stationsomgeving nog een beetje als buitengebied. De Parallelweg lijkt een landweggetje. De Stationsstraat is niet verhard en trottoirs, zoals we die nu kennen ontbreken.

31562

 

 

Ton van Mastrigt

Ing. A.E.F. van Mastrigt, (Valkenburg-Houthem,1944) studeerde architectuur aan de Limburgse Academie van Bouwkunst te Maastricht. Hij is stedenbouwkundige en was werkzaam als hoofd ruimtelijke ordening en stadsbouwmeester te Heerlen. Momenteel is hij verbonden aan SCHUNCK* een multidisciplinaire culturele instelling, gespecialiseerd in Moderniteit en Urban-Culture in de internationale hedendaagse kunst en cultuur. Ton van Mastrigt is lid van welstandscommissie in het district Midden-Limburg en woont in Heerlen.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.