De Ambachtsschool stond in de samenleving en tussen de middag mengde de schoolpopulatie met het winkelend publiek in de binnenstad. Dat was interessant en spannend.
De school werd bevolkt door een naar achtergrond en culturele oriëntatie nogal uiteenlopend publiek: er waren ijverige ambachtsschool leerlingen die ‘doorstudeerden’ aan de UTS en daarvoor geselecteerd waren – het waren tijdens de UTS de ijverigste en natuurlijk vooral heel goed op de technische vakken, zeker de praktijkvakken.
Samen met Ferdinand Mertens kijken wij terug naar zijn jaren op de U(M)TS Heerlen. Dit is deel twee van “Een technische school: wat een school!”
Een gevarieerde groep leerlingen
Dan waren er de gesjeesde jongens van het algemene voortgezet onderwijs: jongens die al teveel jaren gesleten hadden op de hbs-en en gymnasia van de oostelijke mijnstreek en Sittard/Geleen. Een heel bijzondere categorie. Jongens uit gegoede milieus die niet wilden deugen en uiteindelijk op de UTS belandden. Heel veel creatieve en afwijkende typen. En dan was er de groep waar ik toe behoorde: de mulo afgestudeerden met een weinig opvallende achtergrond, goed geëquipeerd voor het onderwijs aan de UTS maar verder niet bijzonder. Het was vooral die tweede groep die de bijzondere kleur aan het sociale leven van de school gaf. Het was de groep van het uitgaan, het onveilig maken van de stad, de organisatie van fuiven, de (kleine) diefstal (op bestelling werd geleverd) en de opgevoerde bromfietsen (Kreidler, Puch, Victoria Avanti, Zündapp). Ze kwamen nog al eens uit gezinnen die in grote voorname stadshuizen woonden.
Het was een technische school en natuurlijk ook zoals alle scholen in die tijd, autoritair geleid maar niet echt hinderlijk. De directeur van de school zag je zelden en ik keek er met ontzag naar. Een van onze studieboeken was door hem geschreven: Verbrandingsmotoren door J.J. Langenhuysen. Op de school werd ook aan cultuur gedaan: een keer in de zoveel maanden werden al die jongens in de kantine bijeengedreven en dan kwamen er musici, dichters of toneelspelers en dan gebeurde er wat cultureels.
Met veel geweld moest dan de orde bewaard worden nadat de directeur gesproken had en onder andere zei dat hij regelmatig met zijn kinderen naar concerten ging en dat dit heel erg belangrijk was. Het kon me niet overtuigen, ook al heb ik altijd wel aangepast deelgenomen aan die bijeenkomsten. Er was ook film voor jongeren: een keer in de zoveel maanden gingen we naar de grote bioscopen – ook daar was Heerlen ruim van voorzien – en werd er een speciale film vertoond. Ik herinner me de ‘West-Side Story’. Indrukwekkend. Dagenlang bleven de beelden en de muziek in mijn hoofd.
Het leerplan van de UTS
De UTS had een leerplan dat drie jaar omvatte. Het laatste jaar was een praktijkjaar dat uit drie stageperioden bestond. Het stagejaar werd vaak door degenen die verder studeerden – meestal aan de mts (hts) – overgeslagen. Je kreeg dan niet het UTS-diploma! De twee schooljaren waren druk bezet. De woensdagmiddag was vrij maar voor het overige waren de dagen rijk gevuld: op vrijdag was er zelfs tot zes uur les. Het curriculum was in hoofdzaak technisch. Toch waren er ook heel wat andere vakken: er was in het tweede jaar een vak over kunst- en kunstbeschouwing waar ik erg van genoten heb.
We moesten een werkstuk maken over de geschiedenis van de architectuur en ik plakte er tientallen afbeeldingen in. De talen stonden op de agenda: Nederlands, Duits en Engels. Engels was erg simpel en dus voor de algemene taalontwikkeling weinig betekend: brochures bij machines, handboeken en instructies in het engels werden vertaald. Het was vooral technisch Engels, een mens, een sociale situatie, een dialoog kwamen er niet in voor. Het Duits was niet veel anders maar de leraar maakte het vak aantrekkelijk doordat hij een Duits repertorium (Mentors Repetitorien) voor natuurkunde gebruikte en je dus tegelijk met het Duits ook natuurkunde leerde. Het Duitse boekje beviel me en de leraar wees me de weg naar de boekhandel in Aken waar die boekjes te koop waren. Dat was een belangrijke verwijzing want vanaf die tijd zou Mayer’sche Buchhandlung in Aken een van mijn geliefde adressen worden en las ik Duits zo ongeveer als het Nederlands. Deze vakken waren allemaal vakken van een uurtje, hooguit twee in de week.
De onderwijsstructuur van de MTS was autoritair: de leerlinge hadden over wat en hoe er geleerd werd niets maar dan ook niets te vertellen. Niet dat iemand het daar moeilijk mee had, maar zo was het. Het was onderwijs dat voorbereidde op werken. Werken was belangrijk en de suggestie werd gewekt dat dit het eigenlijke leven was.
Over iets buiten het werken werd niet echt gesproken – ja, de culturele bijeenkomsten van de directeur maar ik heb al aangegeven hoe de reacties daar op waren. Voor de mts-ers was het devies: werken en verantwoordelijkheid nemen! En verantwoordelijkheid kun je nemen als je genoeg ‘weet’! Kennis is het fundament. Iemand die niks weet en niet ‘kan’, kan geen verantwoordelijkheid dragen. Als je meer weet dan word je vanzelf de baas. Niet een te ‘hoge’ baas, maar een tussenbaas: een bemiddelaar tussen hoog en laag.
~~~~
Begin juli 1965 vond op een zaterdagochtend in Heerlen de diploma-uitreiking plaats. Een feestelijke toespraak van Ir. Raedts, de voorzitter van bestuur van de Stichting voor Nijverheidsonderwijs, tevens president-directeur van de Oranje-Nassaumijnen, tevens lid van de provinciale staten van Limburg voor de KVP, tevens succesvol amateur-historicus etc. rondde deze jaren af. Met genoegen keek ik er op terug. Ik was gesterkt met het idee dat ik wat kon!
Beste Ferdinant,
Een goed verhaal, zoals het velen in die tijd hebben beleefd. Van mijn zijde nog een belangrijke datum als aanvulling.
Is bekend dat op 22 november 2013 het 50 jaar geleden is dat de UTS is verhuisd naar de huidige locatie?
Ja, op de dag dat J.F Kennedy is vermoord, dat nieuws sloeg in als een bom.
Zelf ben ik uit Heerlen vetrokken in 1969 omdat ik bij de NS in Utrecht aan de slag kon.
Ik weet niet of de huidige leiding van de school op de hoogte is van dit feit.
Een, mooi oh zo herkenbaar, verhaal uit de zestiger jaren. Ikzelf ging in een andere stad naar de U.T.S. en maakte er tijdens het eerste studiejaar tevens het laatste U.T.S.jaar mee.In 1968 werd de opleiding omgebouwd naar M.T.S. en werd daardoor ook 4-jarig. Wat mij opviel bij de studenten vooropleidingen was, het toch wel grote verschil tussen de L.T.S.-ers en de Mulo- en andere klanten. De praktijkgerichte en de theoretici. De beide groepen hadden moeite met ‘de andere discipline’. Ikzelf had Mulo-B vooropleiding en eigenlijk geen affiniteit met praktische techniek. Dat moest ik helemaal van voren opbouwen, terwijl de theorie er veel gemakkelijker inging. Bromfietsen, verkeringen, uitgaan etc. waren inherent aan het mooie 60’s tijdsbeeld.