In dit nieuwe verhaal schrijft Thea Werrij-van Sambeek over wat zij zich herinnert van ‘opa’ (Harrie) Cobben. Hij was de tweede man van haar oma en woonde aan de Bautscherweg op de Heerlerbaan. Een persoonlijke terugblik, vol anekdotes, over de zelfgemaakte appelmoes van oma, het volkstuintje van opa of preskop als boterhambeleg. Ook gaat Thea op onderzoek uit om te weten hoe het opa Cobben verging toen hij uit beeld verdween (na het overlijden van Thea’s oma) en wat gebeurde er met opa’s kinderen en kleinkinderen. Het verhaal over “een vriendelijke, zachtaardige man, die me graag verhaaltjes vertelde.”
Als kind ging ik tijdens de korte schoolvakanties vaker logeren bij oma van Sambeek. Ze woonde in het Eikenderveld als weduwe van een spoorwegman. Aanvankelijk in de Laanderstraat, waar haar kinderen, maar óók mijn zusje Wies en ik zijn geboren (mijn ouders woonden korte tijd bij haar in van 1953-1957). Daarna maakte ze plaats voor het gezin van dochter Antoinette (oom Theo werkte ook bij het spoor) en verhuisde naar de Leenheerstraat.
Van de tijd dat ze nog in de Leenheerstraat woonde is mij één herinnering heel helder bijgebleven. Ze had daar namelijk een logeerbed dat je kon opbergen in een kast met een gordijn ervoor. Bij het opklappen van dat bed kreeg ze het niet gehouden en viel het weer omlaag, op haar been. Het was nogal zwaar en ze raakte zodanig gewond, dat ze mij om hulp stuurde naar tante Antoinette, die immers maar een paar straten verder in de Laanderstraat woonde. Ik moet toen een jaar of vijf, zes zijn geweest en ik snap niet dat ik de weg in mijn eentje heb kunnen vinden.
Later – begin 60er jaren – leert oma Harrie Cobben kennen. Mam meende dat oma hem nog van vroeger kende (ze was oorspronkelijk afkomstig uit het Caumerveld) en dat ze misschien toen al een oogje op hem heeft gehad. In ieder geval, ‘opa’ Cobben was weduwnaar sinds 1960 en woonde aan de Bautscherweg 13 op de Heerlerbaan. Oma was al weduwe sinds 1953. Thuis werd verteld dat oma alleen voor de kerk met opa Cobben was getrouwd, en wel in België. Dat deden toen wel meer oudere paren, opdat ze ieder hun AOW voor alleenstaanden niet zouden verspelen. Hier – in Nederland – kon je niet voor de kerk trouwen zonder ook voor de wet getrouwd te zijn.
Bautscherweg 13
Het huis had geen tuin, alleen maar een hofje, waar ik bij mooi weer in een ouderwetse houten klapstoel (ik heb hem nog) mocht liggen. Midden op dat hofje stond een grote, bruin geëmailleerde, aardewerken pot (staat nu bij mij in de gang) met daarin een ‘bellenboompje’ (fuchsia). Omdat opa graag zelf groenten verbouwde had hij aan de overkant van de straat een stukje grond, een soort volkstuintje. Hij nam me wel eens mee om te laten zien wat hij daar allemaal verbouwde. Eén groente kende ik helemaal niet: rammenas. Een grote zwarte knol, wit van binnen, die een beetje naar radijs smaakte.
Ik heb vaak zitten denken, waaróm ik eigenlijk zo graag bij oma logeerde, want ze kon best wel streng zijn als je niet at wat de pot schaftte. Zo heeft ze me een keer naar huis gestuurd, omdat ik commentaar durfde te leveren op haar zelfgemaakte appelmoes, waarin nog stukjes klokhuis zaten. Ik zei dat mam dat altijd eruit zeefde met de passe-vite. Nóg een herinnering: oma had vaak preskop als boterhambeleg. Ik noemde het ‘glas-in-lood’ en moest ervan kokhalzen. Toch stond ze erop dat ik het at. Het was waarschijnlijk de rust, die me aantrok. Ze liet me mijn eigen gang gaan en ik kon me als kind heel goed in mijn eentje vermaken. Ik zat vaak te tekenen of verhaaltjes te schrijven. Of ik speelde met Reza, de dwergpincher, die ze naar de sjah van Perzië had vernoemd. Dat beestje liet zich alles welgevallen. Ik trok hem poppenkleertjes aan en legde hem in de poppenwagen. Dat hondje had ze trouwens ook al in de Leenheerstraat. Maar het kwam misschien ook wel door opa dat ik er graag heenging. Hij was een vriendelijke, zachtaardige man, die me graag verhaaltjes vertelde. Echt een goeiige opa, en ik begrijp dan ook niet dat er bij ons thuis vaak grapjes over hem werden gemaakt, in de trant van: “jij opa Cobben!” als je iets doms of sufs deed.
Opa werkte overdag vaak in zijn tuin, en soms, als oma zich aan mij ergerde, zei ze: “Wacht maar, als opa straks thuiskomt.” Maar van opa had ik helemaal niets te vrezen. Hij vloekte ook nooit, gebruikte wel soms een equivalent zoals “juzzes-maria-joeëzef”, of als hij zich erg pijn had gedaan “goffergeëfmich”. Oma en opa hadden de gewoonte om ’s middags een dutje te doen in de leunstoel. Het was doodstil in de kamer, je hoorde alleen het tikken van de klok. Ik had mijn blokfluit bij me en, om te kijken wat er zou gebeuren, blies ik erop. Een schrille hoge toon. Opa schrok zich rot, maar het enige wat hij zei was “potvolblomme”.
Als ik daar logeerde, sliep ik op de logeerkamer in een groot, ijzeren bed met een witte, gehaakte sprei. Blijkbaar sliep ik daar onrustig, dus op een gegeven moment mocht ik bij oma in bed, en verhuisde opa naar de logeerkamer. Ik herinner me oma’s korset. Opa hielp haar met het aan- en uitdoen ervan. De veters strak aangespannen. Als ze het uitdeed, zakte ze bijna als een plumpudding in elkaar. Oma liep altijd heel statig rechtop. Dat lag dan waarschijnlijk aan dat korset. Moet toch niet aangenaam zijn geweest, vooral bij het zitten. Ook herinner ik mij de pispot in het nachtkastje, het klaterende geluid als oma ’s nachts moest plassen. Pap vertelde wel eens dat hij vroeger als kind, die pispot naar beneden moest brengen, om hem te legen. Blijkbaar kwam hij dan nogal luidruchtig de trap af, waarop oma naar hem riep: “Hò sjtampe zeekpot!” Ik herinner me de keuken, waar ik mijn tanden poetste aan het aanrecht, want een badkamer was er niet. Op de slaapkamers stonden wel lampetstellen, maar daar heb ik nooit gebruik van gemaakt. In de keuken lag een grove kokosmat op de terrazzovloer. Soms kwamen van buiten onder de deur door slakken naar binnen, die hun slijmerig spoor op die mat achterlieten. Dat maakte nogal indruk op me.
Opa Cobben had een dochter Lies. Zij was getrouwd met bakker Herman Kurvers aan de Heerlerbaan. Soms nam opa mij mee naar zijn dochter en dan mocht ik spelen met kleinzoon Jantje Kurvers, die ongeveer van mijn leeftijd was. Er waren meer kinderen, maar ik herinner me alleen Jantjes oudste zus Agnes, die heel vaak migraine had en dan op haar kamer lag, met de gordijnen gesloten.
Achter het huis/ bakkerswinkel van Kurvers lag een wei met daarin een paard. Jantje nam mij op een keer mee naar dat paard. Het beest leek vriendelijk toen we het samen wat gras voerden. Maar op een gegeven moment wilde Jantje binnen iets halen en liet hij mij alleen. Het paard had kennelijk wel zin in een lolletje en begon me met zijn kop tegen mijn rug aan naar voren te duwen. Dus liep ik een stukje vooruit. Maar het duwen werd steeds dwingender en het paard maakte zelfs aanstalten te gaan steigeren. Het werden angstige momenten en ik wist nog net op tijd onder de draad door te kruipen, weg van het paard… Een zoon van opa Cobben, Hein Cobben, werkte bij zijn zwager Herman Kurvers als broodbezorger.
Ik kan me herinneren dat hij een tijdlang speciaal naar Kerkrade reed om bij ons brood te bezorgen. Herman Kurvers overleed al in 1975. Hij was toen pas 55 jaar. Dus daarna was het waarschijnlijk snel afgelopen met de bakkerij. Later heeft zich schildersbedrijf Bijsmans in het pand Heerlerbaan 134 gevestigd. Aan het uiterlijk ervan is niet veel veranderd.
1969
In 1969 overlijdt oma Van Sambeek op 7 januari na een kort ziekbed (herseninfarct) in de Lucaskliniek in Hoensbroek. Ik ben dan nog net geen 14 jaar. Vanaf dat moment verdwijnt opa Cobben uit het zicht. Eerlijk gezegd heb ik er zelf toen niet zo bij stilgestaan, maar later ben ik me wel gaan afvragen wat er van hem is geworden en waarom er helemaal geen contact meer was.
Nadat mam was overleden in 2012, heb ik al haar bidprentjes en knipsels doorgezocht, maar niets over Harrie Cobben gevonden. Mijn broer Frits herinnert zich dat onze moeder – toen opa in (verzorgingshuis) Firenschat zat – een paar keer bij hem op bezoek is geweest. Pap ging niet met haar mee. Kennelijk vond hij het niet nodig de relatie voort te zetten, nu zijn moeder er niet meer was…(!) Ikzelf was van dit alles niet op de hoogte, waarschijnlijk doordat ik sinds 1973 al niet meer thuis woonde.
1980
Ik ben – na lang zoeken op internet – opa’s overlijdensadvertentie tegengekomen. Harrie Cobben is gestorven op 1 juli 1980 op 86-jarige leeftijd, in het St. Jozefziekenhuis in Kerkrade. In de advertentie wordt hij gememoreerd als “goede vriend en kameraad voor iedereen die hem kende”. Daar zal geen woord van gelogen zijn. Mannenkoor Polyhymnia van de Heerlerbaan gedenkt hem eveneens in een annonce: “Met leedwezen namen wij kennis van het overlijden van een van de oprichters van onze vereniging, onze zeer gewaardeerde zangersvriend en erelid Harrie Cobben. Vaak zullen wij in onze herinnering je nog gedenken, nonk Hary.”
Wat weten we over Harrie Cobben?
Hij werd geboren op 4 juni 1894 in Heerlen als Hendrik Kristiaan Cobben, jongste zoon uit een gezin van zes kinderen. Zijn vader was afkomstig uit Heerlen, zijn moeder uit Beek. In 1918 trouwt Harrie (24) in Kerkrade met de 20-jarige Agnes Hendriks uit Kerkrade, die overigens in Aken werd geboren. Hun eerste kind, Jan Willem, wordt rond 1919 in Heerlen geboren. Hun tweede, Hubert Christiaan rond 1921. Hem heb ik nog kunnen traceren, omdat hij al op 15-jarige leeftijd overlijdt. Overige kinderen zijn nog niet in de archieven terug te vinden, omdat geboortes pas na 100 jaar openbaar worden. Harrie’s vrouw Maria Agnes Hendriks overlijdt in 1960 op 62-jarige leeftijd. Harrie (Hendrik) is dan 65 jaar.
Agnes was het derde kind uit een gezin van vermoedelijk zeven kinderen. Ze werd ca. 1898 in Aken geboren (de vier jongste kinderen uit dat gezin in Kerkrade). Haar moeder Maria Theresia Quaedvlieg, was geboortig uit Heerlen (ca 1865) en is in Kerkrade in 1923 overleden. Haar vader, Johann Lambert Hendriks werd rond 1861 in Hulsberg geboren en overleed op 78-jarige leeftijd in Heerlen (1939). Haar ouders hadden dus geen van beiden de Duitse nationaliteit. Onbekend is wat ze korte tijd in Aken deden,
Oma, Maria van Sambeek-Bour is geboren op 13 juli in 1898. Ze is vier jaar jonger dan Harrie. Ik weet niet wanneer ze getrouwd zijn, maar blijkens foto’s uit 1964, maakte opa Cobben toen al deel uit van onze familie. Harrie Cobben was mijnwerker geweest, waarschijnlijk op de ‘Willemien’ (Staatsmijn Wilhelmina in Terwinselen), zoals zovelen in de mijnwerkerskolonie. Broer Frits herinnert zich dat opa – als gevolg van een ongeluk op de mijn – een half vingerkootje aan een wijsvinger miste, waardoor de nagel om zijn vingertop groeide.
In oma’s overlijdensadvertentie wordt Harrie Cobben wel genoemd als nabestaande, maar je kan er niet uit opmaken wat zijn relatie tot haar was. Dit natuurlijk in overeenstemming met de constructie die het mogelijk maakte beider AOW te behouden. Als correspondentie-adres wordt dan ook het adres van tante Antoinette genoemd: Laanderstraat 96 en niet Bautscherweg 13.
In Harrie’s overlijdensadvertentie valt niets meer op te maken over zijn relatie met Maria Jozefina van Sambeek-Bour. Het lijkt bijna alsof ze niet bestaan heeft in zijn leven…
Wat gebeurde er met Harrie’s kinderen en kleinkinderen?
Ook daarvoor heb ik op internet moeten zoeken. Eén zoon was al op 15-jarige leeftijd (in 1936) overleden. Volgens het overlijdensbericht van zijn eerste vrouw, heeft het echtpaar Cobben-Hendriks in 1960 vijf nog in leven zijnde kinderen (drie zonen en twee dochters).
Als dochter Lies Kurvers-Cobben (91) in 2011overlijdt, zijn twee van haar kinderen haar al voor gegaan: zoon Jan (43) in 1998 en oudste dochter Agnes Amkreutz-Kurvers (61) in 2010.
Amovatie
Ik ben nog wel eens door de Bautscherweg gereden, maar daar herken je niets meer terug. De meeste oude huizen zijn afgebroken en vervangen door nieuwbouw. Sommige hoekhuizen lijken mij gerenoveerd en nog in de oorspronkelijke staat, maar op de plek waar mijn opa moet hebben gewoond staat een nieuwbouwhuizenblok. In de zeventiger jaren ging de hele wijk op de schop. Amovatie noemde men dat: “Geen mens die dit woord kende. Maar het betekent afbraak.” (Peter Crombach uit De Bergdriesch, in een van zijn verhalen in ‘Heerlen Vertelt’)
Heel mooi verhaal Thea! Goed geschreven!
Dit zijn herinneringen die je moet blijven koesteren.
Hartelijke groeten, Ton Otten.